Investeringsfondsen nemen steeds vaker de praktijk van huisartsen, tandartsen en fysiotherapeuten over. Dat schuurt. Problemen met de commerciële huisartsenketen van Co-Med zijn aanleiding voor zorgminister Kuipers om de rol van private equity te onderzoeken.
Volgens de een is de oprukkende commercie ’een bedreiging van goede patiëntenzorg’. Volgens de ander maken ze de zorg efficiënter. Willen we ’partijen die puur voor de winst gaan’ in onze gezondheidszorg?
Telefoons die niet opgenomen worden, patiënten die eindeloos moeten wachten op een afspraak, huisartsenpraktijken die zijn gesloten wegens vakantie en geen vervanger hebben. Bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) regent het klachten over commerciële huisartsenpraktijken en dan met name die van Co-Med. „Ik vind dit heel zorgelijk. Een bedreiging voor goede patiëntzorg in Nederland”, zegt Daisy Pors, huisarts in Den Haag en ambassadeur van de Landelijke Huisartsen Vereniging.
Zorgminister Ernst Kuipers liet vorige week in een brief aan de Tweede Kamer weten ’geen voorstander te zijn van een algemeen verbod op overnames van zorgaanbieders door ketens’. Wel vindt hij het dus belangrijk om de negatieve en positieve effecten van private equity in de zorg in kaart te brengen middels een onderzoek.
Vorig jaar werden 103 overnames gedaan in de zorgsector door private equity-partijen, meldt adviesbureau JBR in hun jaarlijkse Zorgsamenwerkingsmonitor. „Er is een algemene tendens dat er veel meer privaat kapitaal in de markt is en dat heeft zijn weg naar de zorg gevonden. Door de coronapandemie is de interesse in de health-sector verder toegenomen. Ons rapport laat zien dat het aantal overnames in de zorg door partijen met privaat kapitaal elk jaar toeneemt”, zegt Casper van der Geest, partner bij JBR.
De investeringsfondsen hanteren vaak een zogenaamde buy-and-build-strategie; eerst kopen ze een praktijk of bescheiden zorggroep en daar voegen ze in de loop der tijd andere, overgenomen praktijken aan toe waardoor een steeds grotere ketenorganisatie ontstaat.
De tien grootste investeringsfondsen zijn goed voor 40 procent van alle zorgovernames in de afgelopen vier jaar, meldt het JBR-rapport. Het meest actief is het Zweedse Nordic Capital dat 78 overnames deed in de periode 2019-2022. HC Partners is de grootste Nederlandse partij en vooral actief binnen de fysiotherapie en bij tandartspraktijken.
Private equity in de zorgsector is op zichzelf niet nieuw. Al jaren kopen en verkopen investeringsfondsen zorgpraktijken. Dat gebeurde tot voor kort vrij geruisloos. Maar nu het ook huisartsenzorg betreft, lijkt het sentiment ineens anders. Niet zo vreemd, vindt Marco Varkevisser, hoogleraar marktordening in de gezondheidszorg aan de Erasmus Universiteit. „De huisarts neemt een centrale positie in in onze gezondheidszorg. De huisarts, die ken je en die kent jou. Bij een laboratorium waar bloed onderzocht wordt, of bij mondzorg is dat anders.”
‘In gat gesprongen’
Dat de huisartsenzorg nu ook door commerciële partijen ’ontdekt’ is, noemt hij logisch. „Er is een groot tekort aan huisartsen die praktijken over willen nemen. Waardoor praktijkhouders die met pensioen gaan, soms lang moeten zoeken naar een opvolger. Private equity-partijen zijn in dat gat gesprongen”, zegt Varkevisser. „En daar is in principe niets mis mee. Om ervoor te zorgen dat patiënten toegang houden tot zorg, kunnen deze partijen met innovatieve zorgvormen bijdragen aan een oplossing voor het huisartsentekort”, denkt de hoogleraar.
Natuurlijk moet je je ogen niet sluiten voor wat er allemaal mis kan gaan, zegt hij en hij wijst op een recente overzichtsstudie in het Brits medisch tijdschrift BMJ. Dat schetst een veelal negatief beeld van private equity in de zorg. Kort gezegd: de kwaliteit is slecht en de kosten zijn hoog. „Maar dat gaat wel vooral om de situatie in de Verenigde Staten met weinig tot geen overheidsbemoeienis en die kun je dus niet één op één met de Nederlandse vergelijken.” Volgens Varkevisser zijn we hier in een fase gekomen waarin bepaald moet worden ’wat wil je wel, en wat wil je niet’.
Ondermaatse zorg willen we in elk geval niet, betoogt huisarts Pors. „Als je in praktijken met 20.000 patiënten slechts twee huisartsen verantwoordelijk maakt, zoals we nu soms zien, is dat vaak wel het resultaat. Commerciële partijen willen zoveel mogelijk inschrijfgeld (dat huisartsen per patiënt krijgen, red) opstrijken en zo weinig mogelijk zorg leveren. Dat levert de meeste winst op”, zo schetst ze.
Toezicht moeizaam
Voor toezichthouders is het lastig om op te treden tegen wanpraktijken. Naar aanleiding van alle klachten die binnenkwamen bij de IGJ over huisartsenketen Co-Med de afgelopen maanden wilde de inspectie de keten een maatregel opleggen. Binnen een week moest de huisartsenzorg overal op orde zijn. Maar de rechter tikte de inspectie half augustus op de vingers. Die vond dat de keten een haalbare termijn moest krijgen om orde op zaken te stellen.
Volgens Varkevisser zou er voorafgaand aan een overname veel beter gekeken moeten worden wat de intenties zijn van een overnamepartij. „Dubieuze partijen zou je bij voorbaat de toegang tot zorg moeten kunnen verbieden”, vindt hij. Maar wanneer een overname plaatsvindt, doet de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) op dit moment enkel de zorgspecifieke fusietoets, waarbij alleen gekeken wordt of alle procedures goed zijn doorlopen. De NZa heeft geen juridische bevoegdheid om ook te kijken naar de mogelijke gevolgen van een specifieke investeerder voor de kwaliteit van de zorg.
Minister Kuipers wil daar verandering in brengen. Zo moet de NZa een overname kunnen blokkeren wanneer er een onderzoek loopt naar de overnemende partij. Deze bevoegdheid vergt echter een wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg. De minister verwacht daar voor het eind van dit jaar meer over te kunnen melden aan de Tweede Kamer.
Onder voorwaarden
Varkevisser wijst op een ander wetsvoorstel dat een aantal jaren geleden ter tafel lag. „Een voorstel om winstuitkering in de intramurale zorg (waaronder ziekenhuiszorg, red) onder voorwaarden toe te staan. Dat is toen niet doorgegaan en mag nog steeds niet. Maar er is toen wel een kader opgesteld met duidelijke voorwaarden waaronder je wel of geen winst uit mag keren. Bijvoorbeeld alleen winstuitkering als de solvabiliteit van de organisatie boven een bepaalde grens blijft en wanneer je al een paar jaar hebt geïnvesteerd. Dat sjabloon zou je zo kunnen invoeren voor de hele zorgsector. Partijen die puur gaan voor de grote winsten, zullen zich wel drie keer bedenken voordat ze instappen en partijen die wel komen kunnen juist een positieve bijdrage leveren”, verwacht hij.
Eenmaal op de markt, zouden zorgverzekeraars meer regie moeten voeren en controleren op kwaliteit, vindt Van der Geest van JBR. „Zij kunnen kijken hoe de performance is van een organisatie. Verzekeraars gaan over de contractering, dus daar kun je mee sturen.”
Net als Varkevisser heeft Van der Geest geen principiële bezwaren tegen private investeerders in de zorg. „Als zij ervoor zorgen dat zorg toegankelijk blijft, dat zorg op een goede manier gecontinueerd wordt, mogen ze daar zelf best een goede boterham aan verdienen. Praktijkhoudende huisartsen hebben ook een marge. Iedereen verdient aan de zorg.”