‘Go back. Give us our home back’. De tekst stond met rode letters op een wit laken, slordig over een balkonrand gehangen. Ik was in Barcelona op stedentrip, en het voelde vreemd me zo aangesproken te voelen.
Alsof ik geen reiziger, maar indringer was. Een voorbijganger met een rolkoffer, net als zovelen.
En ergens snapte ik het. Wat ik daar zag, herkende ik maar al te goed van thuis. Amsterdam. Wat ooit een knusse, dorpsachtige stad was, is langzaam veranderd in wat ik soms Monsterdam noem: een soort toeristische overloopbak waar dagelijks hordes mensen doorheen spoelen. De schattige straatjes waar je ooit je buurman tegenkwam, zijn nu de decorstukken van influencers. De voordeur waartegen je je fiets zette, wordt nu geflankeerd door borden met: ‘Don’t eat here’.
Met regenboogtopping
Want dat gebeurt dus. Mensen gaan op je stoep zitten om hun TikTok-stroopwafel, tegenwoordig voor 9 euro met regenboogtopping, te verorberen. Straatgeluiden zijn veranderd: niet langer spelende kinderen, maar de constante ratel van rolkoffers. In mijn eigen trappenhuis kom ik regelmatig vreemden tegen die me vriendelijk groeten alsof zíj hier wonen, en ik degene ben die even langskomt.
En het gaat niet alleen om overlast, of ongemak. Het gaat om iets diepers: het gevoel dat een stad zijn bewoners verliest. De ziel wordt langzaam uitgehold. Waar je ooit in Amsterdam woonde tussen de gezinnen, de studenten, de ouderen, wonen nu vooral tijdelijke passanten. Wijken worden opgeslokt door vakantieverhuur. Horecaprijzen stijgen mee met de Instagram-hype. En tegelijk verdwijnen de dingen die een stad leefbaar maken: gewone winkels, basisscholen, stilte.
Het is geen puur Amsterdams probleem. In Venetië en Barcelona worden toeristen natgespoten met waterpistolen, soms zelfs bedreigd. In Palma de Mallorca gaan stemmen op voor een volledig toeristenverbod in het centrum. In grote toeristische steden wereldwijd zien bewoners hun leefomgeving onherroepelijk veranderen.
Bezoeker of betrokkene?
Reizen is eenvoudiger dan ooit. Voor een paar tientjes boek je een vlucht, een Airbnb, en voor je het weet zit je met een trendy hapje aan een kanaalrand. Het is de paradox van vooruitgang: we kunnen meer, we doen meer, en daardoor verliezen we ook iets. Ik ben de laatste om te zeggen dat toerisme alleen maar slecht is. Het brengt werkgelegenheid, inkomsten, internationale uitwisseling. Maar is de balans zoek? De vraag is niet alleen of we willen dat toerisme groeit, maar óók: wat mag een stad nog zijn?
Ik moet voor deze zomer mijn vakantie nog plannen: wil ik onderdeel zijn van een poppenkast die speciaal voor mij als toerist is opgezet? Of wil ik proberen te begrijpen hoe het voelt om daar te wonen, om deel uit te maken van een stad die geen decor is, maar een thuis? Misschien is dat de échte keuze die we steeds opnieuw moeten maken: ben ik bezoeker, of ben ik betrokkene? Reiziger of indringer? Misschien boek ik deze zomer een stil huisje in een verlaten dorp in Noorwegen. Eén zonder koffiezaak op loopafstand. Maar wel met een buurman die me een kopje suiker wil lenen.