De voornaamste vaardigheid die de over ons gestelden zich eigen moeten maken, is het verwerven van een ijzeren geheugen.
Hoe hoger iemand in de samenleving gestegen is, des te belangrijker zijn vermogen mensen te herkennen aan wie hij ooit is voorgesteld; van een wethouder wordt zulks al minder verwacht dan van een burgemeester, maar voor ministers en leden van het koninklijk huis is het onontbeerlijk.
In het begin van de jaren 50 was mijn vader als luchtmachtpredikant werkzaam op de vliegbasis Soesterberg, en had hij enige malen contact met prins Bernhard. Twintig jaar later inspecteerde Bernhard een zogeheten ‘Wereldjamboree’ van de internationale padvindersbeweging, die in het Utrechtse Austerlitz gehouden werd. Mijn vader, ‘Oubaas Rawie’, was één van de tallozen die in de rij stonden teneinde de prinselijke hand te schudden.
Prins Bernhard
Bij hem aangekomen zei Bernhard: „Dominee! Hoe is het met u?” of woorden van gelijke strekking. Vermoedelijk was hij daartoe van tevoren geïnstrueerd, maar het maakte grote indruk op mijn vader. Bernhard was in die dagen (lang voor Lockheed) nog enorm populair, en gold in den lande als een soort universeel genie.
Napoleon beheerste dit trucje als geen ander. Tijdens het afnemen van een parade hield hij dan plotseling de pas in, en wendde zich verrast tot een grenadier op de tweede rij: „Ben jij niet korporaal Lebrun? Kom eens naar voren. Heb ik jou niet gezien op de brug bij Arcole, en bij Lodi?” Dat kon de verbijsterde ijzervreter niet ontkennen. „Welnu, luitenant Lebrun, de keizer schenkt u zijn eigen légion d’honneur!” en Napoleon trok het ordeteken van zijn borst en spelde het de nieuwbakken officier op.
Natuurlijk had hij de staat van dienst van de derde man op de tweede rij van het betreffende cohort uit zijn hoofd geleerd, en was de medaille al zorgvuldig losgetornd, maar alle snorrenbaarden waren tot tranen geroerd: de keizer kende ieder van hen persoonlijk!
Het meest recente voorbeeld stamt uit mijn kennissenkring. Een bevriende hoogleraar leidde koningin Beatrix rond in de Waalse kerk te Naarden, waar de filosoof Comenius begraven ligt. Op zeker ogenblik vervoegde zich een hofdame bij hen, die tot taak had het protocol geolied te doen verlopen: „Majesteit, we moeten verder.” De vorstin reageerde verstoord: „Ziet u niet dat ik in gesprek ben?”
Almachtige CEO
Mijn vriend is sedertdien naar eigen zeggen ‘nog steeds geen royalist, maar wel een overtuigde Oranjeklant.’ Dat het hele gebeuren een ingestudeerd toneelstukje was, dat in vergelijkbare situaties vaker werd opgevoerd, kwam niet bij hem op.
Dictators hebben het niet nodig zich op deze wijze geliefd te maken. Van Hitler of Stalin zijn dergelijke charmeoffensieven bij mijn weten onbekend; de angst die ze inboezemden voldeed. Stalin had een functionaris in dienst om mensen te verschonen die het gedurende een onderhoud in hun broek hadden gedaan.
Weer een ander geval is de huidige president der Verenigde Staten. Hij heeft vooralsnog niet de tirannenstatus van een Poetin of Xi, maar hij gedraagt zich als een almachtige CEO, die zijn ondergeschikten afblaft en koeioneert. Het maakt daarbij niet uit of hij een bevriend staatshoofd of de secretaris-generaal van de NAVO voor zich heeft. Je zou er royalist van worden.