In de vermakelijke novelle Michiel de Ruyter.nu scheept de schrijvende oud-rechercheur Jan Hoiting een nietsvermoedende automobilist opeens op met de beroemde vlootvoogd uit de 17de eeuw, die op wonderbaarlijke wijze in onze tijd verzeild is geraakt. De lezing daarvan deed me weer eens nadenken over het begrip tijdreizen.
In genoemd verhaal betoont De Ruyter zich tamelijk laconiek wanneer hij geconfronteerd wordt met verscheidene in zijn ogen toch bizarre verschijnselen van de moderne wereld. Dat stoort hier geenszins, en past ook wel bij de onverschrokken zeeheld, maar ‘in het echt’ lijkt me dat een stuk problematischer. Ik geef een voorbeeld.
Mijn grootvader, een in zijn dagen landelijk bekende heilsofficier (‘de kolonel Rawie’; bij zijn uitvaart werd op de route van de stoet in Amsterdam het verkeer stilgelegd), overleed in het jaar mijner geboorte, met als laatste woorden: „Is dit nu sterven? Halleluja!” Als zodanig moeilijk te overtreffen, docht mij.
Nieuwe hartaanval
Dat is bijna 75 jaar geleden. Indien hij op een mirakelse manier thans weer tot leven gewekt werd, vermoed ik dat hij terstond door een nieuwe hartaanval geveld zou worden, alleen al bij de aanblik van hoe de vrouwen tegenwoordig over straat lopen. The past is a foreign country, en de toekomst niet minder.
Mijn grootvader zou terstond door een nieuwe hartaanval geveld worden
Daar zijn we meteen bij mijn bezwaar tegen science fiction en andere verhalen die in het verschiet spelen. Het komt vrijwel altijd neer op het uitvergroten van het heden, en vroegere utopieën (meestal dystopieën overigens) sloegen de plank daardoor bijna altijd mis. Ook het veelgeprezen nieuwste boek van Ian McEwan, What we can know, heb ik terzijde gelegd, want het speelt in 2119, en dan verslapt mijn aandacht meteen.
Boeiender vind ik geschiedenissen waarin iemand van nu in het verleden terecht komt. Dat is een geliefd gegeven in kinderboeken (Kruistocht in spijkerbroek), maar in diepste zin is iedere roman die in een voorbije periode speelt een vorm van tijdreizen, en meestal een anachronisme. In Robert Graves’ I, Claudius wordt het oude Rome bestuurd door aristocraten die zich onderhouden en gedragen als Britse gentlemen uit 1930. Het is lang geleden dat ik De drie musketiers las, maar ik maak me sterk dat ook daaruit geen onverdeeld waarheidsgetrouw beeld van het 17de-eeuwse Frankrijk opdoemt.
19de-eeuwer
Over sommigen van ons wordt gezegd dat ze eigenlijk in een andere tijd thuishoren (ik heb dikwijls mogen horen dat ik een 19de-eeuwer ben). Er is inderdaad het één en ander aan te merken op ons tijdsgewricht, maar als je je even bezint op de staat der toenmalige medische wetenschap, ben je meteen genezen van elke nostalgie.
Een slag mensen dat in dit verband niet vergeten moet worden, zijn degenen die geloven in reïncarnatie. Je hoort er minder van dan enkele decennia terug, maar ze zijn er stellig nog.
Het valt op dat dezulken in een vorig leven nooit slaaf of dagloner geweest zijn, maar steevast een vooraanstaande positie hebben bekleed, en minstens Cleopatra of Napoleon geweest zijn. Een uitzondering daarop was de zanger Peter Schaap die mij met tranen in zijn ogen wist te vertellen dat hij tijdens de Ierse onafhankelijkheidsstrijd in 1916 als verrader van de goede zaak in een schuurtje was opgeknoopt.