In het lommerrijke dorp Eelde, op fietsafstand van Groningen, bevindt zich sedert enige decennia het museum De Buitenplaats, tegenwoordig een dependance van het Drents Museum, vooral gespecialiseerd in art deco.
Oorspronkelijk hadden de oprichters het in de eerste plaats bedoeld als een expositieruimte voor de figuratieve beeldende kunstenaars die zich merendeels verenigd hadden in het Groningse collectief Fuji Art Association, en van wie er enkelen lesgaven aan de eveneens Groningse academie Minerva.
(Dit speelt in de jaren 90, toen dat de laatste opleiding in den lande was waar aankomende schilders en beeldhouwers nog onderwezen werden in de techniek van hun vak; inmiddels heeft ook hier de ouderwetse handvaardigheid plaats moeten maken voor het ‘concept’.)
‘Niet van deze tijd’
Voor die kunstenaars, met Matthijs Röling als bekendste, was geen plaats in het vernieuwde Groninger Museum. De eerste directeur daarvan, Frans Haks, zei ooit in alle ernst tegen mij: „Tja, Röling is niet van deze tijd.” Over hen ontfermden zich daarentegen het museum in Assen en voornoemde Buitenplaats (ooit schreef ik: ‘Voor de Groningse figuratieven moet je in Drenthe zijn’).
Die Buitenplaats was een persoonlijk initiatief van Jos en Janneke van Groeningen, die het museum hadden laten ontwerpen door de architecten die ook verantwoordelijk waren voor het gebouw van de Gasunie. Die hingen organische beginselen aan, waarin rechte hoeken taboe waren, wat de nodige hoofdbrekens veroorzaakte bij het inrichten van tentoonstellingen.
De Van Groeningens bewoonden zelf het aangrenzende 17de-eeuwse Nijssinghhuis (spreek uit: Niesinghuis), dat ze van binnen geheel lieten beschilderen door Röling, Wout Muller, Olga Wiese, Pieter Pander en Clary Mastenbroek. Dat leidde ertoe dat zij uiteindelijk alleen nog op zolder woonden, uit angst dat er iets met de kunstwerken zou gebeuren.
Wijn tegen de muur
Wel werd er na openingen in het museum soms een nazit gehouden, waarbij ik een keer paniek veroorzaakte door een bezoekster op te tillen, ten gevolge waarvan er een paar druppels wijn uit haar glas tegen de muur spatten. Onmiddellijk trad een noodplan in werking, en rukten er schoonmaakploegen aan.
Tussen Buitenplaats en Nijssinghuis is een paviljoentje waar tijdens openingstijden van het museum koffie, thee en soms iets sterkers geschonken wordt. Sinds kort heet dat ‘Brasserie Röling’, wat een iets te grandioze benaming is, want een tafeltje voor het avondmaal kun je er niet reserveren.
Tegen deszelfs achterwand zou Matthijs Röling ooit een muurschildering maken, waar hij weliswaar aan begonnen is, maar die hij niet heeft afgemaakt. Het origineel is door allerlei verbouwtechnische perikelen niet meer toonbaar, maar onlangs heeft men Anouk Martijn, die in verscheidene projecten met de meester heeft samengewerkt, opgedragen het werk in zijn stijl te voltooien.
Achter een enorme bank
Van die taak heeft ze zich voorbeeldig gekweten, maar toen ze de in haar atelier vervaardigde panelen aanbracht, bleek er opeens een enorme bank door het paviljoen te zijn aangeschaft, waarachter het kunstwerk ongeveer ten halve schuilging (een afbeelding daarvan is te zien op het internet als u haar naam en De Buitenplaats intikt).
Ik zou zeggen: doe die bank toch weg, en zet er van die iele Thonet-stoeltjes voor in de plaats, maar, luidt de tegenwerping, ‘die bank heeft zoveel geld gekost.’ Dat is, dunkt me, een bij uitstek Drents argument.