In een radioprogramma werd geklaagd over de wanverhouding tussen het percentage lhbti+’ers in de maatschappij en in de politiek.
Het schijnt dat onze wereld- en regeringsleiders nog steeds overwegend heteroseksuele mannen zijn, en de enkele vrouw die een belangrijke functie bekleedt, is vaak zelfs niet eens lesbisch. 18 procent van de Nederlanders zou zich als lhbti+ identificeren, terwijl slechts 1 procent van de topposities door hen bezet wordt.
Ervan afgezien of de bovenlaag een getrouwe afspiegeling van de samenleving hoort te zijn, vind ik het raar dat iemands seksuele voorkeur mee zou moeten spelen bij het beoordelen van zijn (of haar) verdere bezigheden. Gerard Reve was in de eerste plaats schrijver, ofschoon hij zijn geaardheid in geschrifte niet onder stoelen of banken schoof, maar kun je aan de muziek van Händel, Tsjaikovski of Henriëtte Bosmans horen dat ze op geslachtgenoten vielen?
Vergiftigd door echtgenote
Historisch is zoiets alleen van belang als het werkelijk invloed heeft op de loop der gebeurtenissen, en dan betreft het vooral echte machthebbers, bijvoorbeeld een absoluut vorst als de Franse Lodewijk XIII, over wie het hardnekkige gerucht ging dat hij niet de vader was van Lodewijk XIV (hij zou gestorven zijn terwijl hij een vinger tegen zijn lippen hield). Dat werd door opstandelingen aangevoerd om de legitimiteit van de laatste in twijfel te trekken.
In het oude Rome was bij heersers de norm de afwijking. Als we Suetonius mogen geloven, was van de eerste twaalf keizers alleen Claudius uitsluitend in vrouwen geïnteresseerd, wat hem overigens lelijk opbrak, toen hij door zijn echtgenote vergiftigd werd ten bate van haar zoon Nero.
Wij hebben koning Willem II, die met zijn knapentasterij gechanteerd werd, maar het Engelse vorstenhuis spant in dezen de kroon (vergeeft u mij de woordspeling). Dat, niet voor niets het oudste ter wereld, kent vijf naar alle waarschijnlijkheid homoseksuele heersers (Anna Stuart niet meegerekend, die ondanks, of door, haar zeventien (!) vruchteloze zwangerschappen, een uitgesproken zwak had voor haar hofdames): Willem Rufus, Eduard II, Richard II, onze eigen koning-stadhouder Willem III en Jacobus I.
Kortelings verscheen een zeer leesbare biografie van de hertog van Buckingham door Lucy Hughes-Hallet, The Scapegoat geheten. Buckingham (1592-1628) was de gunsteling van Jacobus I, en uitzonderlijk genoeg ook van diens zoon Karel I.
Uitbundig spugen
Jacobus omringde zich met mooie jonge mannen, die hij publiekelijk onbeschroomd knuffelde en aflebberde. Dat moet geen genoegen geweest zijn, want door een afwijking was zijn tong te groot voor zijn mond, waardoor hij onophoudelijk kwijlde. Eén hoveling raakte uit de gunst toen hij, na een koninklijke liefkozing, uitbundig spuugde en zijn mond afveegde.
Buckingham, van landjonker pijlsnel opgeklommen tot de hoogste adelstand, betoonde zich tactvoller, en werd onder de verliefde Jacobus allengs machtiger, tot hij feitelijk de post van eerste minister bekleedde. Voor alle rampen die het rijk troffen werd hij verantwoordelijk gehouden, en het parlement poogde hem af te zetten (en te laten onthoofden, een tegenwoordig in onbruik geraakte beloning voor in ongenade gevallen politici), wat niet lukte door de bescherming des konings.
Zoals u zich misschien herinnert uit De Drie Musketiers is hij uiteindelijk wel vermoord. Het leven van een staatsman kende ook toen reeds zijn ups en downs.