Het is iets dat mijns inziens nog te vaak voorkomt. Dat de dood van een kind de dood van een relatie betekent en de dood van een ouder de dood van een gezin.
Benny, een cliënt van mij, was 38 toen hij plotseling zijn vrouw door een hartinfarct verloor en met drie kinderenn 10, 11 en 12 achterbleef. Zo groot was zijn verdriet en zo groot zijn onvermogen tot rouwen, tot het dragen van zijn verlies en tot het vragen om hulp daarbij, dat hij in een depressie duikelde.
Zijn oudste, een meisje, kwam mede daardoor in de positie van vervangmoeder terecht en hoewel nog heel jong nam ze zowel haar jongere broertjes onder haar vleugels als de huishouding. Die verantwoordelijkheid, alsmede het onvermogen van haar vader om zijn verdriet te verwerken en te delen, maakte dat ook zij te weinig mogelijkheid kreeg voor het verwerken van haar eigen verdriet over het verlies van haar moeder.
Gezinsfusie
Een jaar of 2 na het overlijden kreeg Benny kennis aan een andere vrouw die zelf drie kinderen had, en nog geen 2 maanden later gingen beide gezinnen onder een dak wonen. De gezinsfusie werd een ramp van het ergste soort.
Waar Benny zijn verlies niet had verwerkt maar gedempt en van partner ‘ruilde’, had ook zijn dochter haar verlies nog absoluut niet verwerkt toen ze noodgedwongen en door haar vader gedwongen, emotioneel van moeder moest ‘ruilen’. Omdat ze dat (nog) niet kon, was het gevolg voor haar dat ze behalve haar moeder nu ook haar vader grotendeels kwijtraakte, althans relationeel.
Ze was 16 toen ze in haar eerste echte depressie terechtkwam. Waarvoor ze, godbetert, medicamenteus behandeld werd. Ze was 27 toen ze na nog eens twee diepe depressies – de laatste na het verbreken van een prille liefdesrelatie – een psychologische behandeling ondernam. Voor het eerst kreeg ze de gelegenheid om haar rouw te verwerken (want te delen), en zo haar onvermogen om te rouwen, om pijn te voelen en te dragen, het hoofd te bieden in plaats van weg te slikken.
Leven is loslaten
Als mensen in het dagelijks leven hun zielenpijn zoveel mogelijk proberen te dempen of ontlopen dan leren ze niet opgewassen te zijn tegen het leven zoals het leven is en zoals het moet zijn. Willen leren om verliespijn, hoe heftig soms ook, te verdragen zonder daarmee te kokketeren is het voornaamste en ultieme bewijs van emotionele volwassenheid.
Alexander Mitscherlich zegt daarover in zijn boek Het onvermogen om te rouwen (1973) het volgende: ‘Het vermogen te rouwen is het vermogen tot houden van. Alleen wie kan rouwen over het verlies van een ander, alleen wie de pijn kan verdragen van het loslaten – leven is loslaten – kan de vreugde ervaren van het zich (opnieuw) te verbinden. Wie geremd is in het loslaten is geremd in het verbinden. Geremd in het zich verbinden met een andere persoon, en geremd in het zich verbinden met de wereld, met de mensheid, met haar lijden.’
Ofwel: alleen wie kan rouwen over de pijn in de wereld (zoals de pijn in Gaza of Soedan), kan van de wereld, van het leven, van anderen houden. Ernest Hemingway heeft daarom zo ontzettend gelijk als hij schrijft, in zijn prachtige roman over de Spaanse Burgeroorlog getiteld For whom the bell tolls (1940), dat het antwoord op de vraag voor wie de klok luidt, luidt: die luidt ook altijd voor jou.