De krant laat me 3 september, mijn 56ste trouwdag, over bijna twee hele pagina’s foto’s en namen zien van de 26 personen die nu het kabinet-Schoof vormen.
De krant laat me 3 september, mijn 56ste trouwdag, over bijna twee hele pagina’s foto’s en namen zien van de 26 personen die nu het kabinet-Schoof vormen. Zo uitgevouwen voor me liggend voelt het bijna als een uitnodiging om ook hier, net als indertijd, een ‘Ja, ik wil’ uit te spreken. Een vertrouwensvotum zeg maar.
Er is alleen een cruciaal verschil met die eerste. Ik ken bijna niemand van de 26. Terwijl ik me verbeeld die ene in 1969 al redelijk goed gekend te hebben en terugkijkend me daarin me niet vergist heb.
Bovendien heb ik het mezelf voor zomaar een tweede vertrouwensvotum vandaag ook niet gemakkelijk gemaakt. Want ik heb op deze plaats al eens betoogd, dat alle politici, en dat zijn deze 26, amateurs zijn. Voor politicus hoef je geen opleiding te volgen, niet aan na- of bijscholing te doen, geen bewijzen van bekwaamheid af te leggen, je daarom ook niet gehinderd te voelen door kennis van zaken of gedane beloftes.
Je hoeft zelfs niet aan te tonen dat het vooral vertrouwen en niet wantrouwen zal zijn dat je in je omgang met burgers, jonger en ouder, leidt. Je hoeft er eigenlijk alleen maar voor te zorgen dat jij of je partij voldoende stemmen behaalt. De enige verantwoording die je moet afleggen, is achteraf. Bij je kiezers of partij. Kortom, iedereen kan politicus worden en steeds meer mensen vinden dat ook van zichzelf.
Politiek wordt zaak en vermaak van steeds meer mensen
Laat dat nu ook het fundamentele obstakel voor een goed functionerende democratie zijn: op de lange duur wordt politiek zaak en vermaak van steeds meer mensen, van het volk, en is versnippering – de meest uiteenlopende figuren openen hun eigen politieke winkel – onvermijdelijk. Versnippering is spannend, want het brengt vaak onverwacht nieuwe gezichten op het politieke toneel (Trump). Maar het is ook verdomd gevaarlijk. Want de krachten die op het spel staan, overstijgen de (zelf)kennis, (zelf)beheersing en betrouwbaarheid van de doorsnee amateurpoliticus.
Mijn grote zorg is daarom dat versnipperen een ander woord voor afbrokkelen van vertrouwen en vergiftigend uitgroeien van wantrouwen blijkt te zijn, denk onder andere aan het Groningse gasdossier. Mijn veelgeprezen collega Erik Erikson definieert vertrouwen als: ‘basic trust, een fundamenteel geloof in de goedheid van anderen en in de welwillendheid van de wereld waarin we leven’. Volgens hem worden we geboren met een meer of minder sterke geneigdheid tot vertrouwen of wantrouwen, maar wat er werkelijk van die geneigdheid wordt, hangt voor een groot deel af van wat we op ons levenspad tegenkomen.
Vertrouwers worden vaker door bedriegers beetgenomen
Belangrijke verschillen tussen ‘vertrouwers’ en ‘wantrouwers’ zijn de volgende. Op de eerste plaats is er een groot verschil in bereidheid om de betrekkelijk onbekende ander te vertrouwen. De ‘vertrouwer’: ‘Ik zal vertrouwen tot ik duidelijk bewijs van het tegendeel heb’. De ‘wantrouwer’: ‘Ik vertrouw niet totdat ik duidelijk bewijs van het tegendeel heb’. Het tweede verschil: de ‘vertrouwer’ is meer geneigd om anderen een tweede kans te geven en daarmee hun rechten, zoals op een (faire) behandeling, te respecteren.
Toch zijn vertrouwers niet slechter dan wantrouwers in het onderkennen van wie ze mogelijk wel en niet kunnen vertrouwen, maar ze zijn eerder geneigd het voordeel van de twijfel te geven. Dat betekent inderdaad dat vertrouwers vaker door bedriegers worden beetgenomen. Maar wantrouwers nemen minstens zo vaak zichzelf beet doordat ze eerlijke mensen wantrouwen en afwijzen en daarmee de voordelen verspelen die het schenken van vertrouwen gebracht zou hebben.
Zoals Samuel Johnson, beroemde schrijver en historicus (1709-1784) het ooit zei: ‘Het is gelukkiger om soms bedrogen te worden dan om niet te kunnen vertrouwen.’