Een intrigerende vraag van studenten levenslooppsychologie aan mij: ‘Waar ontstaan boeken?’
Mijn antwoord is dat de meeste boeken of verhalen op straat zijn of worden geschreven, daar wordt het begin gemaakt en op voortgeborduurd. Wat mij zelf betreft op twee manieren.
Het gebeurt vaak dat wanneer ik aan het werk ben en het schrijven niet meer zo vlot gaat, ik besluit te stoppen of onderbreken. Meestal door naar buiten te gaan en een tijd te wandelen. En dan gebeurt dikwijls dit: na een minuut of 20 à 25 komen vervolgwoorden of zinnen waar ik om verlegen zat zich uit zichzelf melden. Ik ga dan terug naar huis om ze te noteren. Dat kan zich op een ‘schrijf’dag wel eens meerdere keren voordoen.
De andere manier is dat ik wandelend langs de singel of in het plantsoen bij mijn huis iemand tegenkom die ik ken, daar een praatje mee maak als dat zo uitkomt, vraag waar diegene mee bezig is en dan soms verhalen te horen krijg die me intrigeren of tijdlang bijblijven, of ze nu wel of niet passen bij het schrijfsel waar ik op dat moment mee bezig ben.
Het is dankzij u dat ik docent ben geworden
Zoals wat een overbuurman, die werkt aan een docentenhandleiding, me onlangs vertelde.
Een student ontmoet een docent en vraagt: „Herkent u mij nog?” Waarop de docent antwoordt: „Sorry, nee.” De student: „Ik was een van uw studenten.” De docent: „Oh werkelijk? Wat doe je nu?” Ex-student: „Ik ben docent.” De docent: „Docent? Zoals ik?” De ex-student: „Inderdaad. En het is dankzij u dat ik docent ben geworden. U was mijn inspirator.” De docent verrast: „Werkelijk? Wat heeft jou daartoe doen besluiten?”
De student: „Op een dag kwam een vriend van mij naar college met een spiksplinternieuw en prachtig horloge. Zo een wilde ik hebben. Dus stal ik het uit zijn jas. Al gauw kwam die medestudent erachter dat zijn horloge was verdwenen. Hij vertelde dat aan u. U onderbrak de les en zei: ‘Iemand heeft vandaag in deze klas een horloge van iemand anders gestolen.‘ Maar ik gaf het niet terug want ik wilde niet dat bekend zou worden dat ik het had. U deed de deur op slot, vroeg iedereen te gaan staan en zei dat u onze zakken zou nagaan tot het horloge gevonden was. Maar eerst vroeg u ons onze ogen te sluiten zodat niemand zou weten wie het had weggenomen. We deden allemaal onze ogen dicht, u ging van zak naar zak en vond het horloge bij mij. Maar daar stopte u niet. U ging ieders zakken na en zei vervolgens: jullie kunnen je ogen weer openen, het horloge is gevonden. U hebt nooit gezegd wie het had gestolen. U hebt me sindsdien ook nooit anders behandeld. U beschermde mij. Het was het meest confronterende moment in mijn leven. Maar het was ook de dag dat u mij redde. U toonde mij wat het betekent iemand met compassie te corrigeren in plaats van met schande te overladen.Van die dag af aan wilde ik zijn zoals u. Ik wilde ik docent worden.”
„Herinnert u zich die dag nog?”
Docent: „Ik herinner me het gestolen horloge en ik herinner me het zoeken daarnaar. Maar ik herinner me jou niet. Omdat ook ik mijn ogen had gesloten.”
Inmiddels is een boek aan het ontstaan, en dit verhaal is het eerste hoofdstukje in dat boek, getiteld Over verhaal en moraal.