De Amerikaanse psycholoog William James zei eens dat het normale menselijke realiteitsbesef de wereld ziet als een toneel voor heroïek, een podium om zich op te onderscheiden en dat mensen alles dat ze daarvoor kunnen gebruiken ook zullen gebruiken. Maar waarom willen we dat, ons onderscheiden, en in het verlengde daarvan, waarvan of van wie willen we ons onderscheiden?
Het antwoord op de eerste vraag werd toentertijd op een voor velen schokkende wijze gegeven door een van de meest invloedrijke geesten van de 20ste eeuw, Sigmund Freud.
Wij zijn, aldus Freud, op de eerste plaats in onszelf geïnteresseerd. Hoe we het ook wenden of keren, als we om iemand geven dan doen we dat op de eerste plaats om onszelf. Freud gaf aan de neiging om jezelf op de eerste plaats te zetten de term narcisme, naar de oud-Griekse mythe van Narcissus die verliefd werd op zichzelf en op zijn eigen spiegelbeeld in het water, vervolgens daarin viel en verdronk.
Narcisme is een normale en natuurlijke drijfveer bij de mens, volgens Freud zelfs wenselijk voor de overleving van de menselijke soort.
Als de mens niet aan zijn eigen doeleinden en behoeften voorrang geeft boven die van anderen, hoe zou hij dan ooit kunnen overleven? Hij zou een pijnlijk gemis vertonen aan de egoïstische prikkels die nodig zijn om zichzelf te kunnen handhaven. Sterker nog: die zijn nodig om van zichzelf te kunnen houden. In Freuds woorden: iemand die niet van zichzelf kan houden, kan ook niet van anderen houden.
Trump in één zin
Het omgekeerde is, aldus Freud, ook waar. Iemand met een teveel aan narcisme, een teveel aan zelfbewondering, aan zelfverliefdheid, aan selflove of Selbstverliebtheit, kan evenmin van anderen houden. Voor anderen resteert in zijn of haar psyche eenvoudig niet voldoende plaats.
Bovendien geldt dat iemand die overmatig van zichzelf houdt, eropuit is om zich zoveel mogelijk, zo overmatig mogelijk van anderen te onderscheiden. Zie hier, in één zin , de psychische huishouding van Donald Trump. Hij moet in alles, in grote of kleine dingen, in zwaarwichtige of in triviale, altijd de Number One zijn.
Zo sterk is die pathologisch narcistische drijfveer dat alles dat daarvoor kan dienen als bevrediging ook als zodanig mag en zal worden gebruikt. Hoe absurd ook. Een recent en extreem voorbeeld daarvan is de wijze waarop Trump een vredesprijs bij elkaar heeft gescharreld – een ander werkwoord heb ik daar niet voor.
Alleen voor winnaars
De afwijzing voor de Internationale Nobel Vredesprijs eerder dit jaar – die hij ook echt niet zou hebben verdiend – en de blamage die dit voor het Nobelcomité zou hebben betekend indien hij hem wel gekregen zou hebben, is Trump recht in het verkeerde keelgat geschoten en heeft die plek maandenlang niet verlaten.
Dan opeens komt Gianni Infantino, topman van wereldvoetbalbond FIFA, bij hem langs met een (nep)exemplaar van de Wereldvoetbalbeker en zegt tegen Trump: ‘Deze prijs is alleen voor winnaars, maar jij mag hem aanraken want jij bent een winnaar!’
Maar hiermee is Trumps Number One-behoefte nog altijd niet voldoende bevredigd. Infantino beseft dat en gaat opnieuw bij Trump langs en reikt hem deze keer de volstrekt verzonnen FIFA Vredesprijs uit, waaraan geen criterium of jury te pas is gekomen. Nomen est omen, de naam is een voorteken. Want hoe maximaal infantiel wil je het hebben?