Als redacties middelen willen behouden om te blijven investeren in onderzoek, verslaggeving en verificatie, dan moet er een eerlijk model komen waarbij AI-bedrijven bijdragen aan de kosten van de journalistiek waar hun systemen op steunen. Erald Van Der Aa
Alleen wie AI omarmt én investeert in eigen journalistiek onderzoek, houdt volgens Peter Vandermeersch grip op de werkelijkheid.
2025 werd geen jaar waarin de journalistiek abrupt veranderde, maar wel een waarin ontwikkelingen die jarenlang sluimerden zich onontkoombaar aandienden. De opmars van generatieve AI, de machtsstrijd tussen uitgevers en technologiebedrijven, het dalende vertrouwen in nieuwsmedia, de afkeer van jongeren van klassieke mediavormen en de toenemende politisering van de informatie-orde: samen maakten ze dit jaar tot een kantelpunt. Ze dwongen redacties kritisch naar hun werkwijze en hun bestaansreden te kijken.
Journalisten maken nog altijd verhalen, maar de kern van het ambacht verschuift. Waar journalistiek vroeger draaide om het produceren van berichten, draait zij nu om interpreteren, filteren en controleren. Nooit in de geschiedenis van de mensheid groeide de informatiestroom zo massaal. Overdaad is geen abstract probleem meer, het is een dagelijkse realiteit die het vermogen tot duiding aantast.
Tegen die achtergrond barstte de botsing tussen uitgevers en grote AI-ontwikkelaars openlijk los. Grote taalmodellen (Large language models, LLM’s) zoals ChatGPT, Claude, Llama en Gemini zijn getraind op enorme hoeveelheden journalistiek, iets waarvoor zelden toestemming is gevraagd. Al in september 2023 verklaarden vertegenwoordigers van AI-bedrijven voor het Amerikaanse Congres dat hun modellen noodzakelijkerwijs „publiek toegankelijke webinhoud” gebruiken.
Wat als technische vanzelfsprekendheid werd gepresenteerd, klonk voor uitgevers als de erkenning van een praktijk die jarenlang buiten beeld was gebleven: we stelen jullie journalistiek. Mathias Döpfner, topman van de Duitse uitgeverij Axel Springer, formuleerde het treffend: „Kwaliteitsjournalistiek is het fundament waarop AI-bedrijven hun producten bouwen.” Wie die fundering aantast, tast op den duur het hele bouwwerk aan.
Werk uitgehold
De sector reageerde verdeeld. Sommige mediagroepen kozen voor samenwerking en sloten licentiedeals met AI-bedrijven. Andere kozen voor juridische confrontatie. The New York Times begon een rechtszaak waarin de krant stelt dat AI-bedrijven op industriële schaal auteursrechten schenden. Sommige Europese uitgevers sloten zich daarbij aan, uit vrees dat hun werk wordt uitgehold zonder dat zij meedelen in de waarde die hun verslaggeving genereert.
Daarmee wordt nog een andere realiteit zichtbaar: als redacties de middelen willen behouden om te blijven investeren in onderzoek, verslaggeving en verificatie, dan moet er een eerlijk model komen waarbij AI-bedrijven bijdragen aan de kosten van de journalistiek waar hun systemen op steunen. Zonder structurele vergoeding verschraalt het ecosysteem waarvan zowel media als LLM’s afhankelijk zijn. De waarde die AI-systemen genereren, komt immers niet uit het niets; ze komt voort uit tientallen jaren collectieve journalistieke arbeid. Wie toegang wil tot die rijkdom, moet helpen ze in stand te houden.
'De paradox is dat uitgerekend de technologie die het vak onder druk zet, ook de technologie is die het vak kan versterken.' Afbeelding: Shutterstock
Intussen is minstens zo belangrijk wat er binnen redacties gebeurt. De paradox is dat uitgerekend de technologie die het vak onder druk zet, ook de technologie is die het vak kan versterken. Want generatieve AI is ook een zegen voor de journalistiek. AI helpt bij het ordenen van documenten, het samenvatten van rapporten, het transcriberen van interviews, het vergelijken van bronnen, het herkennen van patronen en het begrijpen van complexe dossiers. Dat zijn precies de taken die het journalistieke werk vaak verstikken: tijdrovend, repetitief, noodzakelijk, maar niet onderscheidend. Door die lasten te verlichten, maakt AI tijd vrij voor wat door mensen kan worden gedaan: oordeelsvorming, bronwerk, veldreportages, twijfel, morele afweging.
Trumps signaal is dat kritische journalistiek je nieuwsorganisatie financieel kan vernietigen
Toch heerst in veel redacties nog schrik. Sommige journalisten vrezen dat AI de kwaliteit zal ondermijnen, anderen dat het publiek geen verschil meer ziet tussen menselijke en machinale duiding. Daarbovenop leeft de angst dat uitgevers AI zullen gebruiken om journalisten te vervangen en kosten te besparen.
Die zorg is begrijpelijk, maar ze mist het echte gevaar. Niet AI binnen redacties bedreigt het vak, maar AI buiten redacties: systemen die zonder journalistiek oordeel massaal synthetische content produceren die eruitziet als nieuws, maar het niet is.
Daarom is maximale transparantie noodzakelijk. In een tijd van deepfakes, gemonteerde citaten en automatisch gegenereerde teksten moet journalistiek niet alleen feiten presenteren, maar ook laten zien hoe zij controleert, wat zij weglaat en waarom. Transparantie in de journalistiek is geen modekreet, maar een vorm van publieke rekenschap en een nieuwe bron van gezag.
Te midden van alle technologische verschuivingen blijft één journalistieke vorm cruciaal: onderzoeksjournalistiek. Die levert namelijk dat op wat geen algoritme kan genereren: nieuwe feiten. AI kan analyseren, structureren en samenvatten, maar geen verborgen misstanden onthullen, geen vertrouwelijk document loskrijgen, geen bronnennetwerk opbouwen, geen kritisch interview doen. Dat is de taak van onderzoeksjournalisten, van wie de besten dan weer AI zullen gebruiken om hun werk nog beter te maken.
Ondertussen verandert het publiek minstens zo snel als de technologie. Vooral jongeren wenden zich af van klassieke nieuwsformats en zoeken hun informatie bij individuen die uitleggen in korte, directe, visuele vormen. Creators zoals de Fransman Hugo Travers (HugoDécrypte) en de Spaanjaard Emilio Doménech bereiken miljoenen jonge kijkers met toegankelijke politieke duiding. En kijk eens wat News Daddy klaarspeelt: één maker die dagelijks miljoenen jongeren bereikt met snel, begrijpelijk nieuws. Voor Generatie Z zijn zij vaak primaire vensters op de wereld. Niet omdat ze eenvoudiger zijn, maar omdat ze minder afstand creëren.
Moderne zwarte lijst
Terwijl die verschuivingen plaatsvonden, bereikte in 2025 de politieke druk in de Verenigde Staten een ongeziene intensiteit. Het Witte Huis lanceerde een officiële website waarop burgers media kunnen aangeven die volgens de regering ‘fake news’ verspreidden. Een federaal meldpunt dat functioneert als een moderne zwarte lijst.
In juli 2025 eiste Donald Trump bovendien 10 miljard dollar in een smaadproces tegen The Wall Street Journal, wegens berichtgeving over een vermeende brief aan Jeffrey Epstein. Ook tegen The New York Times en de BBC dreigde hij met claims van miljarden dollars. Juridisch heeft dit weinig kans, maar politiek werkt het verlammend. Het signaal is dat kritische journalistiek je nieuwsorganisatie financieel kan vernietigen. Een president die de vrije pers niet alleen verkettert maar ook probeert haar economisch te breken, tast een democratisch fundament aan − en normaliseert vijanddenken dat wereldwijd navolging vindt.
Tegen deze achtergrond van grote technologieplatformen die onze journalistiek dreigen te stelen, van AI-modellen die ongecontroleerde informatie creëren en verspreiden, van wantrouwende oudere en jongere nieuwsgebruikers en van politieke actoren die nieuwsmedia wegzetten als ‘vijanden van het volk’, is er behoefte aan niet minder, maar juist meer en betere journalistiek.
Journalistiek die technologie beheerst, transparantie omarmt, samenwerkt met creators die jongeren en anderen bereiken en – met vallen en opstaan – vooral blijft doen wat geen enkele machine kan: de waarheid blootleggen.
Peter Vandermeersch is Mediahuis fellow Journalistiek en Maatschappij. Van 2010 tot 2019 was hij hoofdredacteur van NRC.