Van de schrijver en Nobelprijswinnaar voor de literatuur Ernest Hemingway is deze wel heel directe zelfontboezeming: „Weet wie je bent, de rest doet er geen moer toe.”
Anders gezegd, zelfkennis is de enige kennis die er toe doet. Probleem is alleen dat zelfkennis een proces is dat altijd in beweging is. Waarin zich af en toe een deur of inzicht opent, maar waarna zich altijd weer een volgende deur of inzicht aandient. We weten nooit alles van onszelf.
Toch zou ik niet graag mensen de kost geven die alles al over zichzelf menen te weten dan wel ten opzichte van zichzelf of anderen doet alsof.
‘Vertel me niet hoe ik in elkaar zit. Dat weet ik zelf beter dan wie ook’ of ‘Ik zou niet weten wat een psycholoog mij nog kan leren wat ik zelf niet al weet of kan’ of ‘het zal mij niet gebeuren dat anderen aan mij een kwetsbaarheid ontdekken die ik zelf al niet eerder ontdekt heb’. Drie voorbeelden van onbescheidenheid die vooral wijzen op een gebrek aan (zelf)kennis.
Goeroe
Ooit maakte ik op verzoek van de Wereld Gezondheids Organisatie een studiereis door Bulgarije aangaande de psychiatrische zorg aldaar samen met de hoogleraar psychiatrie annex beroemde Indiase dichter Singh Neki. De 60-jarige Neki, een sikh met alle uiterlijke en innerlijke kenmerken van een goeroe, vertelde ‘s avonds, wanneer we ergens aan het eten waren, op mijn verzoek vaak urenlang over zijn levens- en beroepsopvattingen.
Op een avond uitte ik mijn bewondering voor zijn enorme kennis. Hij reageerde daarop met te zeggen dat hoe langer hij leefde, hoe meer hij besefte dat wat hij wist van enige maar zeer beperkte omvang en betekenis was. Ik antwoordde dat ik wel ongeveer snapte wat hij daarmee bedoelde, maar viel door de mand toen hij mij vroeg, op de toon van een verwelkomende leermeester, om hem dat in mijn woorden uit te leggen. Dat lukte me dus niet goed.
Blauw puntje
Daarop nam hij een balpen ter hand en zette midden op mijn witpapieren tafelservet een blauw puntje. „Stel je voor”, zei hij, terwijl hij zijn handen erboven uitspreidde, „dit tafelservet staat voor de wereld waarin we leven. Die wereld is onbegrensd, eindeloos en dus is ook het aantal dingen dat te kennen valt oneindig.”
„Het blauwe puntje stelt iemands kennis van die wereld en zichzelf voor. De grens om het puntje – het minuscule cirkeltje dat je om het puntje kan trekken – is waar die kennis en de oneindige wereld contact met elkaar maken. Wat je ziet is dat er maar heel weinig contact is tussen de kennis van iemand en de wereld. Maar omdat hij zo weinig zicht heeft op wat hij niet weet, kan hij zich gemakkelijk verbeelden dat hij heel wat weet.”
„Neem nou eens iemand die al heel lang kennis over zichzelf en de wereld aan het verzamelen is ...’’ Neki tekende nu een cirkel ter grootte van een stuivermunt op mijn tafelservet. „Wat je ziet is dat er meer contact, een aanzienlijk groter raakvlak, is tussen wat diegene weet en alles wat er van die eindeloze wereld (hij wees weer op het tafelservet) te weten valt. Hij heeft nu veel meer zicht op wat hij niet weet. Voor hem is het daarom minder gemakkelijk de illusie te blijven koesteren dat hij veel weet.’’
„Anders gezegd: naarmate jij of ik meer weten hebben we ook meer reden om bescheiden te zijn. Onze zelfkennis inbegrepen.”