Geknield op de oprit schraapt hij onkruid tussen de tegels vandaan en gooit het gesneuvelde groen in een emmer. Lange man met tatoeages, ingevallen wangen, goeie lach, kaal hoofd en lieve ogen.
,,Ik zal de vrouw die hier woont even vragen.’’
Hij draagt een tuinbroek en doet daarmee zijn werk eer aan. In deze buurt helpen ze elkaar allemaal, vertelt hij op weg naar de achterdeur. Even de tuin doen, een boodschapje halen, container aan de weg. Van die dingen.
Hij kijkt er trots bij. Tilt zijn kin even op.
De vrouw die hier woont heeft kortgeknipt en blond geverfd haar. Zongebruind gezicht, huid getekend door de jaren.
Wat ik haar vraag, maakt weinig uit. Ze is een vrouw die haar eigen verhaal vertelt, wat ze ook van haar willen. Wie wil luisteren, krijgt het voor de kiezen.
De tuinman vervolgt goedgemutst zijn taak als zij begint over hoe duur het leven geworden is, hoe onveilig de straten zijn, hoe verpest door schermen de jeugd.
Hij haalt zijn knokkels open bij het schrapen van het gras, terwijl ze het World Economic Forum en de Great Reset erbij haalt. Hoe het allemaal zo gepland is: corona, oorlog, gasprijzen.
Een ding weet ze zeker: het komt niet meer goed.
Nooit.
De zware woorden vertalen zich niet naar haar lichaam. Ze leunt ontspannen tegen haar auto, lacht er af en toe wat bij, laaft zich aan het zonnetje, wisselt een guitige blik met de tuinman.
Je kunt nog zoveel ellende in de wereld zien, een goeie buur is toch het halve geluk.
Haar oprit ziet er straks weer piekfijn uit. Geen wildgroei meer tussen de stenen, bezempje erover. Wat er daaronder in de donkere aarde ook moge woekeren, het zal het zonlicht niet meer zien.
Ze blijft nog even buiten staan. Aan de overkant springen kindertjes op een trampoline, terwijl hun vader de heg snoeit.