Wanneer de Waddenzee voor je ligt bijvoorbeeld, glad als een spiegel, en de stilte je roept.
Eén glimp over de dijk langs de Kustweg naar Lauwersoog was genoeg. Ik moest naar beneden, over het hek, via het donkergrijze asfalt, naar die vloeiende grens waar land en zee elkaar beroeren.
Op de waterspiegel die de lichtgrijze wolkenlucht weerkaatste, dobberde een meeuw. Zelfs de grootste schreeuwlelijk onder de vogels zweeg vandaag.
Dit was echte stilte. De wereld lag open aan mijn voeten en maakte geen enkel geluid. Niets.
Later, tijdens het krijsen van de vogels en het kuchen van de mensen bij de nationale herdenking, probeerde ik aan de gevallenen te denken, maar kwam uit bij deze stilte. Zo is het nooit op 4 mei. Die twee minuten zijn gevuld met de doden en tegelijkertijd vol van de levenden.
Gelukkig maar.
Daar aan de voet van de dijk, turend naar Schiermonnikoog, dacht ik helemaal nergens aan. Dat zou ik vaker moeten doen, vond ik vervolgens – en daarmee was de stilte in mijn hoofd alweer voorbij.
De echte stilte sneuvelde ook. Dat kwam door twee Friese wielrenners die stopten bovenaan de dijk.
,,Wat is het stil, hè’’, zei de een.
,,Ik heb het Wad nog nooit zo stil gezien’’, zei de ander.
,,Als het hier niet waait, waait het nergens.’’
Daarna stopte er een auto bovenaan de dijk. Kleine kinderen stapten uit. Ik gaf de stilte op en liep weer naar boven. Een meisje met bruine krullen en een geel jasje bekeek aandachtig hoe ik terug klauterde over het hek.
Ik glimlachte. Ze reageerde niet.
Haar moeder vroeg of ik Duits sprak. Ze wilde weten of er misschien ergens een strandje was waar de kinderen konden spelen. Samen keken we naar het donkergrijze asfalt dat naar de zee leidde en naar de hekken aan beide zijden van de kustweg: aan de ene kant dijk, aan de andere militair oefenterrein.
Ik schudde spijtig mijn hoofd en wees naar Schier. Al het strand is op het eiland.