Het paasvuur laaide pas echt hoog op toen de kerstboom vlam vatte. Daar ging de winter, mislukt seizoen, weg ermee. Het vuur verlichtte gezichten die rozig waren van de lentezon. De kinderen verrukt, de volwassenen waakzaam.
,,Ik heb nog bloemen voor je gekocht’’, vertelde de moeder van het jongetje dat bij ons ooit kind aan huis was. We hadden elkaar lang niet gezien. Als kindervriendschappen uitdoven, verliezen ouders ook iets.
,,Drie keer zelfs’’, lachte ze. ,,Nooit gelukt om langs te brengen.’’
Het leven had haar goeie bedoelingen in de weg gezeten. De eerste keer kocht ze een mandje viooltjes. Het stond klaar toen ze hoorde dat de overbuurvrouw plotseling ernstig ziek was. En bloemen moeten altijd daarnaartoe waar ze het hardste nodig zijn.
De kerstboom was verslonden en het vuur trok zich terug. Eigenlijk was het gewoon een kampvuurtje in de tuin – er speelde zelfs iemand Hotel California op akoestische gitaar – maar omdat het bijna Pasen was, noemden we het paasvuur. Wat het ook was, het bracht de boel samen.
,,De tweede keer had ik een zinken schaaltje met narcissen gehaald’’, ging ze verder. ,,Nou ja, en eh, die dag voelde mijn moeder zich dus niet zo lekker. Heb ik ze aan haar gegeven.’’
Vroeger was er een echt paasvuur in het dorp. Dagenlang werd de boel opgestapeld, bewaking eromheen. Een keer lukte het een of andere kerel om het toch eerder al aan te steken. Dachten ze dat ze het gedoofd hadden, was het toch gaan broeien. Levensgevaarlijk.
,,Daarna kocht ik die blauwe druifjes voor je’’, vervolgt ze met een droevige glimlach. ,,Maar die heb ik dus net aan hem gegeven.’’ Ze wijst naar de man die al jarenlang dit mooie paasvuurtuinfeest organiseert. Dat soort mensen verdienen altijd bloemen, maar ze had geen tijd gehad om iets voor hem te kopen.
Ze was die middag naar de uitvaart van de overbuurvrouw geweest.
Even huilde ze. Daarna troostte het vuur en bespraken we het leven. Bloemen waren verder overbodig.