De belangrijkste vereiste bij de jaarlijkse Willem Wilmink-poëziewedstrijd te Almelo is dat de mededingers een regel in hun bijdrage verwerken, die door de gastdichter van dienst is aangedragen.
Een paar jaar geleden was dat ‘Wat zou het fijn zijn als dat kon’. Helaas was geen van de honderden inzenders op de mijns inziens voor de hand liggende vondst gekomen
Geef mij de pil maar van Drion;
wat zou het fijn zijn als dat kon.
Huib Drion (1917-2004) was een Leidse jurist, die in 1991 bepleitte dat er een vrij verkrijgbaar middel in de handel moest komen, waarmee ouderen boven de 75 een einde aan hun leven konden maken, wanneer ze dat leven ‘voltooid’ achtten. Hulp bij zelfdoding was toen – en in de meeste gevallen ook nu – strafbaar, en nog steeds is euthanasie alleen mogelijk wanneer artsen ‘fysiek of psychisch ondraaglijk lijden’ hebben vastgesteld.
Dries van Agt
Die zogeheten ‘pil van Drion’ is, hoe ingeburgerd in het spraakgebruik ook, nooit werkelijkheid geworden, maar het zelfverkozen levenseinde, en de openheid daarover, nemen allengs toe. Een treffend voorbeeld vormde de dood van Dries van Agt en zijn vrouw, waarbij alom nadrukkelijk vermeld werd dat zij hand in hand op een door henzelf bepaald ogenblik waren heengegaan. Des te opmerkelijker omdat de rooms-katholieke kerk euthanasie afkeurt, en de Van Agts als vrome gelovigen golden.
In mijn omgeving is kortelings een jongeman met medische hulp voorgoed ingeslapen, die lichamelijk niets mankeerde, maar die het bestaan niet meer verdroeg. Het is betreurenswaardig dat zo iemand dan niet kan ruilen met één zijner talloze terminale medemensen, die juist helemaal niet dood willen, maar zover is de wetenschap nog niet. Vanzelfsprekend is zo’n verscheiden, ook voor de nabestaanden, verkieslijk boven de doorgaans gruwelijke wijze waarop depressievelingen, wier zielenleed niet erkend wordt, hun leven dikwijls beëindigen.
Etiquette
De nieuwe situatie, waarin de stervensstonde steeds vaker door de doodskandidaat wordt bepaald, vergt een andere etiquette. In vroeger dagen kwam de dood op een (meestal ongelegen) tijdstip, waarnaar men zich maar te schikken had, maar sedert men de regie dienaangaande in eigen hand heeft, kan erover onderhandeld worden. Eerst wil iemand zijn zuster uit Australië nog eenmaal zien, of de uitslag van het EK afwachten.
Weleer was het soms mogelijk aan zijn laatste bed afscheid van een stervende te nemen, maar dat lukte, door de hinderpalen van tijd en ruimte, niet altijd. Dat gaat nu anders. Een dierbare vriend, die vanuit zijn oogpunt alleszins billijkerwijze voor de ‘goede dood’ gekozen had, belde mij daags tevoren op om nog één keer van gedachte te wisselen. Ik ervoer dat als een weliswaar ontroerende, maar ook zonderlinge gebeurtenis. Wat moet je zeggen tegen iemand van wie je zeker weet dat hij er over 24 uur niet meer is? Tot ziens?
Buitengaats
Ik ken een geleerde die had toegezegd te spreken op de uitvaart van een door hem hooggeschatte collega. Op het moment van diens overlijden bevond hij zich evenwel buitengaats, en het kostte hem aanzienlijke inspanningen te bestemder ure in de aula aanwezig te zijn. De familie, daarvan verwittigd, betuigde spijt: „Als we dat geweten hadden, had het allemaal best een weekje later gekund!”