Het is u wellicht ontgaan, maar de huidige Dichter des Vaderlands is een dichteres, en heet Babs Gons, wat best een gezellige naam is voor iemand in die functie.
Onlangs werd bekend dat zij verlangt dat de titel ‘Dichter des Vaderlands’ wordt vervangen door een andere, minder feodale aanduiding. Welke dat zijn moet, horen wij eind februari.
Het instituut van de Dichter des Vaderlands bestaat pas een kwart eeuw, en was oorspronkelijk een enigszins ludiek initiatief van onder meer Poetry International en de NRC. De gelukkige zou democratisch verkozen worden. In 2000 was Rutger Kopland de winnaar, die de beker uiteindelijk aan zich voorbij liet gaan, ofschoon hij van tevoren bij herhaling geïnformeerd had of hij nog wel op voorsprong lag (zo weigerde hij ook op de dag van de uitreiking een koninklijke onderscheiding, terwijl hij daarvóór op geen enkele wijze te kennen had gegeven een lintje niet op prijs te stellen).
In Groningse cafés
In arren moede werd toen de nummer twee, Gerrit Komrij, benoemd, die vijf jaar had moeten volmaken, maar er na vier de brui aan gaf. Na een tussenpausschap van Simon Vinkenoog werd Driek van Wissen uitverkoren, die volgens zijn tegenstrevers op oneerlijke wijze campagne voor zichzelf gevoerd had door ‘in Groningse cafés’ pennen uit te delen met een wervend rijmpje*). Het aantal stemmers bedroeg overigens nooit meer dan 3000 op een bevolking van 16,5 miljoen; poëzie leeft niet zo bij ons.
Van Wissen was op alle fronten geknipt voor het ambt: hij kon over vrijwel elk onderwerp meteen een gedicht schrijven, was vormvast, geestig, verrassend én begrijpelijk, wat in de ogen der schriftgeleerden een doodzonde betekende.
Hij werd door de kunstbroeders dientengevolge overladen met hoon en verdachtmakingen, waar hij zich bewonderenswaardig weinig van aantrok. De Volkskrant-columnist Jan Blokker huilde met de wolven mee en spotte dat je ‘als je alle bierviltjes van Van Wissen uit het hoofd geleerd had, kennelijk aan Goethe kon beginnen’, daarmee de indruk wekkend geen van beide dichters gelezen te hebben.
Zoiets zou de poëtische gevestigde orde geen tweede keer gebeuren. Zo gauw Van Wissens mandaat afliep, hief men de democratische procedure op, en sindsdien wordt de laureaat benoemd door een commissie van ‘deskundigen’, wat dat ook moge inhouden. Het is, op grote-mensenniveau, alsof de verkiezingen gewonnen worden door een de zittende regering onwelgevallige partij, waarna men de volksraadpleging afschaft (dat gebeurt overigens hier en daar, maar netjes wordt het niet gevonden).
‘Gouwleider’
Goed, Babs, de regerende Dichteres des Vaderlands, die zich in eigentijds idioom kenschetst als spoken word artist, heeft besloten dat de waardigheid anders moet gaan heten, want de huidige benaming riekt te veel naar de superioriteit van ouderwetse witte mannen. Maar het lijkt me helemaal niet op haar weg te liggen daarover te beslissen; dat blijft een zaak voor de aanstellende instantie, hoe men daar verder ook over denkt.
Wanneer de Olympisch kampioen schaatsen zich bijvoorbeeld opeens ‘The Iceman’ wil laten noemen, zal het IOC daar niet in meegaan. Of stel u voor dat een Commissaris des Konings er na een tijdje de voorkeur aan geeft aangesproken te worden met ‘Stadhouder’ of ‘Gouwleider’. Het is hier geen Golf van Mexico!