Boeken verschaffen je de meeste lol wanneer je ze door je blij verraste handen laat gaan | column Joost Oomen
Het is een veel voorkomend misverstand dat je de meeste lol aan boeken beleeft op het moment dat je ze leest. Dat is niet zo, maar dat misverstand is zo veel voorkomend dat ik er zelf ook tot gisteren in geloofde. Eén verhuizing was gelukkig voldoende om mij van dat idee te bevrijden: boeken verschaffen je de meeste lol wanneer je ze lang geleden gelezen hebt, je ze weer terugvindt achter de eerste rij van je boekenkast en je ze door je blij verraste handen laat gaan.
Met Tomas en de hond Karenin loop je door Praag
Want opeens ben je weer met Onno en Max de hemel aan het ontdekken, zie je Ada Brons met die cello in de weer, precies zoals je haar in de vijfde op de middelbare school zag spelen. Met Tomas en de hond Karenin aan de lijn loop je weer even door het ondraaglijk lichte Praag, zoals je ook naast ze liep toen je dat boek voor de allereerste keer op je allereerste studentenkamer las. Je laat het verzameld werk van Fritzi Harmsen van Beek op je teen vallen bij het uitpakken, maar dat hindert niets, want naast de pijn herinner je je weer die keren dat je met je studievrienden probeerde Fritzi’s wilde Jagtlust-jaren van begin jaren 60 na te leven. Je laat Emma Bovary even aan de kaft met Raskolnikov ertussen ruiken, maar dan vind je dat boek dat begint met iemand die de Sarphatistraat de mooiste straat op aarde vindt en je haalt Emma en Raskolnikov weer bruut uit elkaar.
Je moest het tijdens je studie Nederlands lezen
En even later sta je met Sara Burgerhart in je handen. Sara Burgerhart is geen auteur, maar een briefroman, en heet eigenlijk niet Sara Burgerhart maar voluit De historie van Mejuffrouw Sara Burgerhart, en dat is zo’n mond vol omdat het boek uit 1782 stamt. Je moest het tijdens je studie Nederlands lezen, maar deed dat maar voor de helft omdat je in die universiteitsjaren door heel andere dingen werd opgeslokt dan braaf je leeslijst afwerken. Maar je kan je nog goed herinneren hoe de bevlogen hoogleraar vertelde over de twee auteurs van dat boek, Betje Wolff en Aagje Deken, en hoe die twee een soort literaire rocksterren avant la lettre waren. Hoe ze overal werden uitgenodigd, van Lyon tot Bourgondië tot Wieuwerd, en hoe in die laatste plaats een jongeman een beetje stoer wilde doen. Hij leidde de twee schrijfsters mee naar de grafkelder van de lokale kerk, waar een paar jaar eerder timmerlieden onder de vloer een aantal mummies hadden gevonden, maar toen de jongeman in zijn jeugdige bravoure één van die mummies een hand wilde geven om indruk te maken op de schrijfsters, trok hij die hele hand eraf. Elke keer als je je ogen over de rug van Sara Burgerhart laat gaan, zwaait die mummiehand vrolijk naar je vanuit de boekenkast.
Op die plank staan mijn oude Nijntje en Nooitgenoeg al klaar
Ik krijg binnen 2 maanden een kind, ik zal het komende jaar niet veel tijd hebben om zelf een boek open te slaan. Dat hindert niet, die mummiehand blijft toch wel zwaaien, het is nu vooral zaak de volgende generatie zo’n vrolijke mummiehand te bezorgen. Ik heb deze week, tijdens de verhuizing, een muurtje behangen met afsponsbaar behang en daarboven een plank gehangen. Op die plank staan mijn oude Nijntje, De Kleine Kapitein, Pietepaf en Nooitgenoeg al klaar.