Het virus sloeg meteen na de eerste schoolweek toe. Terwijl de temperatuur daalde, klitten de kinderen weer samen in knusse schoollokalen, stoeiden op het schoolplein en deelden alles wat ze in de vakantie hadden opgelopen.
Of was het toch juist die laatste warme dag geweest, toen wij de zomer nabeschouwden bij het dorpsfeest en de jongens urenlang zwommen in het lokale diep totdat hun lippen blauw waren en ze nóg het water niet uit wilden?
Hoe dan ook: het kind werd ziek.
Hij spuugde twee keer op school tot de juf hem naar huis stuurde (‘toen vond ik het wel genoeg’) waar hij dat nog een keer of zeven herhaalde. Ik had een emmertje gepakt, hield zijn zomerzonblonde haar uit zijn gezicht en legde na afloop een koud washandje op zijn voorhoofd.
„Dit is zo stom”, zei hij elke keer.
Ik deed het gordijn van de woonkamer dicht om te voorkomen dat de zon die af en toe nog door de grauwe wolken piepte in zijn gezicht zou schijnen. Dit was de laatste dag dat hij nog een korte broek kon dragen maar hij lag onder een deken en ik maakte thee met honing voor hem.
Hij verdroeg nog net het Jeugdjournaal waarin ze vertelden dat kinderen, anders dan veel mensen denken, helemaal niet crimineler zijn en juist minder vaak voor de rechter moeten verschijnen dan vroeger. ,,Dat komt misschien omdat kinderen vroeger niet zoveel mochten”, klonk het diep vanuit de kussens.
In de nacht, met hoge koorts, sloeg hij alleen nog maar wartaal uit. Hij bazelde over allemaal slierten die hij voelde in zijn hoofd en dat het allemaal veel te snel ging en zo niet goed zou komen. Hij pakte mijn gezicht in zijn handen en vroeg waarom ik niet dichterbij kwam.
Ik was bijna vergeten hoe het voelt om ’s nachts langdurig aan het bed van een kind te zitten, als al het normale gepieker in je hoofd plaatsmaakt voor kalmte en eindeloos veel geduld.
Toen de koorts zakte en hij in een rustige slaap verzonk, mepte ik de laatste paar muggen dood en nam zo afscheid van de zomer. Ik keek de junglekamer rond en zag hoe de muren en het plafond vol zaten met de platgeslagen lijkjes van de afgelopen weken. Daar kon nu ook wel een doekje overheen.
De volgende dag vertrok het virus en was het de regen die ons hoofd vulde met slierten.