Hij was onthoofd. Naast hem lag iets waarvan ik vermoedde dat het zijn hersens konden zijn. Een bultje ingewanden.
De rat lag opzichtig dood te zijn in het midden van onze poort. Een grijs hoopje met een staart, rood vlees waar zijn hoofd had gezeten. Geen bloed, dat dan weer niet.
Het was nog vroeg. Zo’n vrije ochtend waarop het gezin nog sliep en ik was opgestaan om hard te lopen. Ik haat hardlopen. Je gaat te langzaam om het landschap te zien veranderen, er is geen enkele beloning als wind mee of bergafwaarts, alles moet op wilskracht. Zoiets doe je niet voor je plezier, enkel om fit te worden.
Hoe dan ook, de vroege ochtend is een slecht moment voor een onthoofde rat. Ik bond mijn haar in een staart, deed alsof ik hem niet gezien had en zette het op een lopen.
Best schattig, op het eerste gezicht
De ratten waren gekomen in de zomer. Het is wel geinig om cavia’s buiten te houden, maar zo’n eindeloos aangevuld voederbakje blijft niet onopgemerkt in de rest van de dierenwereld. De vriendin die op ons huis paste, hoopte eerst nog dat het muizen waren. Niet alle ratten zijn dik, bruin en komen rechtstreeks uit het riool gekropen. Deze waren op het eerste gezicht best schattig.
Ze wilde ons niet storen tijdens de vakantie en bond een verloren strijd aan tegen ondergrondse gangetjes. Ze ving een driftig exemplaar en liet hem, in een principiële weigering levende wezens te doden, een ruime kilometer verderop weer vrij. Maar de vrolijke ratten bleven het caviahok in- en uit lopen, genietend van hun onuitputtelijke feestmaal.
Geen verdriet maar ook geen vreugde
Na mijn rondje hardlopen keerde ik terug naar het lijk. De dader van deze brute moord had geen sporen achtergelaten, in mijn hoofd diende zich geen logisch scenario aan. Ik was er niet verdrietig over, maar voelde ook geen vreugde over dit gestorven ongedierte.
„De vakantie is voorbij jongens, jullie moeten weer aan het werk”, had ik tegen de ratten gezegd toen we weer thuis waren en het caviavoer onbereikbaar maakten. Sindsdien liepen ze nog een tijdje naarstig zoekend rond, daarna zag ik ze niet meer. Het onthoofde exemplaar was de eerste in weken.
Binnen was het gezin ontwaakt maar niemand wilde iets weten van een dode rat. Gatver, ze waren net wakker. Ik ruimde hem dus maar op: hersens in keukenpapier, lijf op een schepje.
De cavia’s begonnen te fluiten toen ik voorbijliep. Meer dan dat hoefden zij nooit te doen om aan eten te komen.