Het strand nabij de jachthaven van Vlieland is verdwenen. Een 'rondje om de punt' van het eiland is bij hoog water niet te maken. Foto: LC
Rijkswaterstaat wil met steenbestorting het strand en de oever nabij de jachthaven van Vlieland beter beschermen tegen verzakkingen. De instantie komt zeer binnenkort met een plan van aanpak.
Dat zei relatiemanager Paula Hof van Rijkswaterstaat donderdag in de adviescommissie Vlieland van Wetterskip Fryslân.
Rijkswaterstaat begon op 11 september met het storten van zand van de Noordzeebodem op de zuidoostelijke punt van Vlieland, omdat het strand hier geleidelijk verdwijnt. Deze zandsuppletie veroorzaakte drie dagen later een oeverval, oftewel een omgekeerd effect. De gemeente zette het terrein af en waarschuwde strandbezoekers voor een levensgevaarlijke situatie.
Een jaar eerder vond op dezelfde locatie ook al een oeverval plaats. De plek ligt dichtbij de vaargeul waar het tientallen meters diep is en een sterke stroming is. Er is extra zand naar het depot gebracht als tijdelijke oplossing tegen de oeverval. Als definitieve oplossing denkt Rijkswaterstaat met kennisinstituut Deltares aan steenbestorting. ,,Het gaat dan om een geulwand onder water, om de stroming te remmen”, zei Hof tegen toehoorder burgemeester Michiel Schrier. Gevolgen voor het aanzicht van het strand heeft zo’n ingreep dus niet.
Volgens woordvoerder Anne van der Meer heeft Rijkswaterstaat de zandsuppletie bij de jachthaven bijna af kunnen maken. Alleen het laatste stukje niet, zodat ‘een rondje om de punt’ bij hoog water niet te maken is. Op dit moment wordt het Noordzeestrand ten westen van strandpaviljoen ‘t Badhuys over een lengte van zo’n vier kilometer aangevuld.
De oeverval op Vlieland. Foto: Boskalis
Voor de zandstortingen zuigt Rijkswaterstaat zand op uit de bodem van de Noordzee, meer dan tien kilometer boven Vlieland. Dit is nat zand en heeft de kans op oeverval mogelijk versterkt. ,,Dit is onze werkwijze. We hebben rekening gehouden met een kans hierop, een jaar eerder hebben we het ook meegemaakt. Dit laat zien dat ingrepen in de natuur zich niet laten sturen.”