In talloze buitenlandse projecten komt Boogaard problemen met droogte tegen. Foto: eigen beeld
Middenin de woestijn in Dubai wil Floris Boogaard maandag een positief geluid laten horen. Tijdens de klimaattop neemt de lector klimaatadaptatie van de Hanzehogeschool een kaart mee met 6000 klimaatadaptatieprojecten in Nederland. „Daar word je toch vrolijk van?”
Boogaard (51) is niet alleen onderzoeker aan de Hanzehogeschool, maar doet internationale onderzoeken bij Deltares. Bijvoorbeeld in New-Orleans, Vancouver en Dili (Oost-Timor) om te zien hoe verdrogingsproblemen en wateroverlast daar opgelost kan worden. Ook is hij onderzoeker bij Global Center on Adaptation.
Dag Floris, wat ben je precies van plan in Dubai?
„Ik heb een druk programma. Ik ga voor wetenschappers en onderzoekers klimaatoplossingen toelichten. Ik wil niet te veel stilstaan bij analyses: we weten al wel dat het niet goed gaat en dat wateroverlast, droogte en hittestress overal spelen. Er wordt nu gevraagd om praktische oplossingen.”
Praktische en wereldwijde oplossingen… Waar kun je dan aan denken?
„Ik ben betrokken geweest bij allerlei onderzoeken om steden klimaatadaptiever te maken. Regentuinen, groene daken, wadi’s. In Nederland zijn we er al 25 jaar mee bezig. Een wadi is een verlaagde groengreppel. Dat zien we in Nederland als een startpunt, een laagdrempelige ingreep. Maar veel landen kennen deze relatief eenvoudige nature-based solutions nog niet echt.
Op het Zernike hebben we een proeftuin voor klimaatadaptie: meer dan 25 stedelijke oplossingen om water te bergen of met droogte om te gaan zoals watermuren, wit asfalt of ondergrondse waterberging onder wegen.
Floris Boogaard, lector klimaatadaptatie aan de Hanzehogeschool en onderzoeker bij Deltares, gaat naar de klimaattop in Dubai. Foto: eigen beeld
Er gebeurt van alles. In Nederland hebben we ruim 6000 projecten op de kaart staan. Dat zal ik ook laten zien in Dubai. Dat stemt mij vrolijk. Mensen moeten iets positiefs horen na alle discussies over migratiestromen, wateroverstromingen en andere zaken die niet lekker gaan.”
Dus het gaat allemaal wel goed komen?
„Absoluut niet. De ambitie die we onszelf hadden gesteld om in 2050 in Nederland klimaatadaptief te zijn gaan we in dit tempo niet halen. Daar zijn alle modellen vrij duidelijk in.
We krijgen te maken met nieuwe klimaatscenario’s, we moeten heftigere buien bergen. Maar wanneer ben je klimaatadaptief? Als je in een stad een bui van 60 millimeter kunt bergen of 150 millimeter in twee uur? Daar is discussie over.”
Ga je onze problemen oplossen door tussen de oliesjeiks – die onderdeel zijn van het probleem – te praten over klimaat?
„Bij elke conferentie vraag je je af: heb ik impact gehad? Maar de klimaattop brengt wel mooi 70.000 mensen bij elkaar die allemaal met dit onderwerp bezig zijn. Er wordt veel kennis uitgewisseld. Dat werkt motiverend.
Kritiek op de locatie en organisators begrijp ik wel. Anderzijds: als de klimaattop niet in Dubai was, zaten er lang niet zoveel mensen uit het Midden-Oosten aan tafel. Die had je anders niet gesproken. Je moet ook met de mensen praten die uit de fossiele industrie komen, juist als je daar verandering in wil brengen. Ik begrijp wel dat mensen sceptisch zijn, maar als we iets willen oplossen moeten we niet cynisch zijn.
Ik heb er trouwens ook wel problemen mee dat ik er met het vliegtuig heenga. Maar ik ga ervanuit dat de CO2-uitstoot van mijn vliegreis minder is dan het effect dat ik daar teweegbreng.”
En dat effect is…
„Ik kan uitkomsten aandragen. Een klein voorbeeldje: in de Groninger buurten Reitdiep en Drielanden zuivert men een deel van het eigen afvalwater voor gebruik in de wijk. Dat zijn technieken waar de hele wereld nog wat van kan leren. Ook in Dubai, waar ze in heel droge periodes nog maar één waterbron hebben: afvalwater.
Een oplossing in Groningen hoeft niet te werken in de woestijn rond Dubai, maar het opent soms wel ogen. Mensen gaan dingen proberen: ze starten pilots en als het werkt kunnen ze opschalen.”