Toen de scheepvaart hoogtij vierde, was elk tweede huis in Wildervank een winkeltje. Foto: Jaspar Moulijn
Willem Foorthuis uit Groningen is op een missie. Het hardnekkig gevestigde beeld dat de Drents-Groningse Veenkoloniën symbool zijn voor armoede moet de wereld uit. En snel. ,,Onze regio heeft het probleem dat het geen geheugen heeft”, betoogt de in Nieuwe Pekela geboren historicus.
,,Nederland is een veenland. Overal waar je open water ziet van enige omvang, zie je een veenplas.” De ontginning bracht welvaart naar de stad. En vice versa, want de schrale zandgronden werden bemest met drek uit de stad. ,,Er is altijd heel veel geld verdiend aan en in het veen.” De welvaart van de stad Groningen is er mede op gebouwd, zij exploiteerde haar koloniën, er ontstond een wereldwijde scheepvaart, slimme ondernemers groeiden uit tot groot-industriëlen. Maar toch wordt het veen vooral geassocieerd met armoede en slechte leefomstandigheden. Geheel ten onrechte vindt Willem Foorthuis.
Hij springt in Groningen in de auto en maakt een twee uur durende tocht langs Waterhuizen, Hoogezand, Kiel-Windeweer, Annerveenschekanaal en Wildervank om zijn stelling te onderschrijven. Een rit door slechts een klein deel van het in zijn ogen unieke landschap dat is ontstaan door de vervening.
,,Een kanaal graven in het veen, dat kan helemaal niet. Dan droogt het veen uit. Dat hebben ze hier dus wel gedaan. De ontginning van het 200.000 hectare omvattende veengebied tussen grofweg de Pekela’s en Coevorden noemt hij een vernuftig staaltje van waterstaatkunde. ,,Da’s wereldtop.”
‘Veenkanalen langer dan de Chinese muur’
Neem het landschap van Hoogezand tot aan Coevorden dat gevormd is door de vervening. Uniek in de wereld. Rij je een paar kilometer langs de kanalen, dan trekt in een paar minuten honderden jaren aan geschiedenis aan je voorbij. Het kanaal door het veen werd namelijk elk jaar verlengd met maximaal 100 meter. ,,Nooit meer, want dan droogt het veen uit en kun je geen turf meer steken.”
Foorthuis parkeert zijn auto langs de Dr. E.H. Ebelsweg in Waterhuizen en loopt de polder in. ,,Twintig jaar geleden was dit gewoon een weiland. Er is een gat gegraven, een dijkje er omheen en kijken wat er gebeurt. Er komt water, daar groeit veenmos in. Zo’n plas was drieduizend jaar terug het begin van de veenvorming.”
En veen was er zat in deze contreien. ,,Op deze plek in Waterhuizen lag een meter of 5 veen. Bij Bareveld lag 12 meter veen, op sommige plekken wel 20 meter… Waanzin!”
Langzaam groeit het veen achter Waterhuizen. Foto: DVHN
Zo’n 600 jaar terug begint het verhaal van de vervening met het graven van het Oude Winschoterdiep, of Schuitendiep, om het veenkoloniale hoogveencomplex te ontsluiten. De scheepvaart kent een nog langere geschiedenis. ,,Het hoogtepunt ligt rond 1925-1930, met 250.000 vaarbewegingen per jaar.” In de loop der eeuwen ontstaat tussen Hoogezand en Coevorden het grootste bevaarbare kanalenstelsel ter wereld met 6655 kilometer lengte. Het kent ruim zevenduizend vertakkingen. Zevenduizend!
Foorthuis pakt er een oude atlas bij en wijst op het fijnmazige rasterwerk aan kanalen en wijken. ,,Als je iets vergelijkbaars vindt, mag je het zeggen. Dit is een meesterwerk. Alles bij elkaar opgeteld zijn de veenkanalen langer dan de Chinese muur. Als inlands bevaarbaar kanalensysteem is het ’t grootste ter wereld.”
Niet onbelangrijk: alles is met de hand gegraven om het veen te exploiteren. Maar het Panamakanaal dan, of het Kanaal van Korinthe? ,,Ah joh, dat stelt in deze schaal niks voor. Het Stadskanaal is ook in één keer gegraven over een afstand van meer dan 50 kilometer met tientallen zijkanalen; de grootste openbare operatie in heel Nederland in de 18de eeuw. En het totale proces, daar is bijna duizend jaar aan gewerkt.”
Eerste cao is in Sappemeer in het veen overeen gekomen
Ook wereldtop: de eerste collectieve arbeidsovereenkomst werd in 1614 in het veen, in Sappemeer, gesloten. ,,Er was hier helemaal niks. De arbeiders moesten van verre komen. Die kwamen alleen als er onderdak, goed geld, goed eten en drinken te halen viel.” En niet onbelangrijk, vrijheid van religie. ,,In Hoogezand kon je zonder problemen het katholieke geloof belijden maar 11 kilometer verderop werd je er in Groningen voor opgehangen.”
In het veen ontstond de eerste vorm van medezeggenschap van de arbeiders. Zo werd overeengekomen dat een veenarbeider nooit verder dan 90 meter met een kruiwagen vol natte turf mocht sjouwen. Die afspraak vormde het landschap van kanalen, wijken en sloten. In de auto ziet Foorthuis de sporen nog. Om de 180 meter was een kanaal, wijk of sloot waar de volle wagen van de veenarbeider overgeladen kon worden op een schuit. Veel wijken zijn gedempt, maar de inhammen van de vroegere vaarten in het landschap zijn nog altijd eenvoudig te herkennen. Onderweg wijst Foorthuis ze aan. Stuk voor stuk.
,,Het hele veenbedrijf is één van de eerste grootschalige kapitalistische ondernemingen in Nederland.” Het veenbedrijf, schetst Foorthuis, was eigenlijk de OPEC van die tijd. Er werd streng toegezien op de hoeveelheid turf die per jaar gewonnen mocht worden. Want een gering aanbod, wisten de heren toen al, leidt tot een hogere marktprijs.
Ondernemingslust van Scholten, Clock, Wildervanck en Uniken
,,De ondernemingslust van een industrieel als Willem Albert Scholten of een vervener als Lambertus Grevijlink is ongeëvenaard.” Foorthuis verklaart zich nader: ,, Het individu wordt hier eigenlijk ontdekt en het hele sociale patroon eromheen. Er is een balling van geld, een hoogwaardige infrastructuur want je kunt tot 80 meter op elk stukkie grond komen. Je hebt dat netwerk en een grondstof. Met figuren als Scholten en denk ook aan mensen als F. Clock, A.G. Wildervank of J. Uniken ontstaat een ondernemerscultuur. Er is water, energie, grondstoffen en een wijdvertakt internationaal netwerk.”
Er wordt via de Engelsen wereldwijd handelgedreven. Het theezakje en het labeltje aan het theezakje worden in de Pekela’s ontwikkeld. Het kartonnen treinkaartje komt hiervandaan. ,,Het industriegebied van de stad Groningen in die tijd is Oude Pekela, Veendam en Hoogezand. Het is de kraamkamer van de industrie en de moderne Nederlandse samenleving. Waarom weet niemand dat?’’
Het volgens de gevelsteen in 16 dagen gebouwde Grevelijnkhuis. Foto: DVHN
In Annerveenschekanaal stopt Foorthuis voor de boerderij die Grevijllink bouwde met uitzicht op het kanaal. ,,Kijk wat er op de gevelsteen staat: ‘Dit huis gebouwd door Lambartus Grevijlink en zijn vrouw Grietijn Eppinge anno 1785’. En wat er onder staat: ‘in 16 dagen’. Dat kon blijkbaar, is het niet mooi? Die dikke snakkerd. Vanuit zijn huis zag hij de schepen zo zijn kamer binnenvaren.”
Met de kanalen ontstond een internationale zeevaart en de internationale handel. De lijfarts van zonnekoning Lodewijk de 14e werd al eind 17de eeuw naar de Groninger Veenkoloniën gestuurd om kennis te nemen van wat hier allemaal gebeurde. Foorthuis gaat nog een stap verder. ,,De hele wereldtop van toen kwam naar de Pekela’s, Veendam en Hoogezand. Ze kwamen niet om plaggenhutten te bekijken. Nee, ze keken hier de techniek van de waterbeheersing af. Heel Versailles was een veengebied. In Kaliningrad of Potsdam dan wel Moermansk is een veengebied ontwikkeld met ingenieurs uit Hoogezand.”
Lambartus Grevijlink had vanuit zijn huis uitzicht op de vaarbewegingen in het annerveenschekanaal. FOTO: DVHN
‘In Pekela heeft nooit een plaggenhut gestaan’
Tot verdriet van historicus Foorthuis kennen slechts weinig mensen die lokale geschiedenis. ,,Als het gaat over het veen is het altijd; het was niks, het is niks en het zal niks worden.” Een grove misvatting. ,,Veenkoloniaal. Voor mij is het een geuzennaam”, benadrukt hij. ,,Een hele bevolkingsgroep en een gebied dat een rijke historie kent wordt ten onrechte gestigmatiseerd.”
,,Onze regio heeft het probleem dat het geen geheugen heeft. Rond het veen hangt een raar verhaal. Het klopt niet.” Beleidsmakers maken daardoor soms dubieuze keuzes. In Groningen wordt bij de reconstructie van de zuidelijke ringweg de kans gemist om het Winschoterdiep weer bevaarbaar te maken. Het kanaal dat de stad Groningen in vroeger tijden welvaart heeft gebracht. ,,Dat kanaal is de koningin van Groningen.”
Een brug over het Pekelder Hoofddiep in Nieuwe Pekela. Houdt de gemeente de bruggen in stand of verdwijnt een deel? Foto: Jaspar Moulijn
In Pekela dreigt ondertussen al een poosje de slopershamer voor 23 van de 36 bruggen over het Pekelder Hoofddiep omdat er geen geld meer is voor noodzakelijk onderhoud. Sloop je de bruggen, dan veeg je eigenlijk je geschiedenis uit. ,,Ze zeggen, die bruggen… Die moeten allemaal weg, dat is allemaal armoede. Maar dat is het niet. Het is erfgoed.” Vooral voor de stad Groningen is dit natuurlijk een meer dan schandalig gebeuren. ,,Hier wordt juist haar cultureel erfgoed, als kolonie, teniet gedaan. Waarom reageert die stad niet. Typisch een koloniale heerser, zo lijkt het, alles halen en niks brengen.”
Plaggenhut toonbeeld van ambitie
Een plaggenhut is volgens Foorthuis een toonbeeld van ambitie. ,,Als je niet rijk bent en je krijgt verkering of je bezwangert een jongedame, dan wil je ergens wonen maar je hebt geen geld om een huis te kopen of te bouwen. Het haardstedengeldregister geeft je in die tijd de kans om een huisje te bouwen. Als je in staat bent om ongezien op de heide een schoorsteen te bouwen die rookt, dan heb je het recht om een huisje te maken. Dan ben je vrijgesteld van dat register, van belasting dus. Zo zie je huisjes van hout ontstaan of een hut van materiaal wat er is, een plaggenhut. Bouw je er een boerderijtje om heen met een zwijn en een geit, dan ben je klaar. Doe je het goed, dan word je een boertje. Een plaggenhut is een element geweest van sociale ruimte.” Deze simpele huizen vond je aan de randen van het veen, rond Alteveer, Onstwedde, Mussel, daar waar het veen te dun was om te exploiteren voor de grote ondernemingen. Maar niet in Stadskanaal of Pekela’s; dit was geen onderdeel van de grootschalige ontginning.
De geschiedenis wordt gehinderd door misverstanden. In Oude Pekela staat sinds 2014 een gereconstrueerde plaggenhut. Daarmee wil de stichting Industrieel Erfgoed Pekela en Culturele Ontwikkeling (Siep&Co) een beeld schetsen van de leefomstandigheden in vroeger tijden. ,,Maar in de Pekela’s heeft nooit een plaggenhut gestaan”, moppert Foorthuis. ,,Dat is het verhaal van de Pekela’s helemaal niet. Je kunt er net zo goed een wigwam neerzetten.”
,,In 1850 was er al geen veen meer in de Pekela’s. Hoe kan daar dan ooit een plaggenhut hebben gestaan. Een plaggenhut hoort op de hei eind 19de, begin 20ste eeuw.” Met de mensen van de stichting in Pekela heeft Foorthuis erover geruzied. ,,Ik heb gezegd: breek dat ding maar af. Die plaggenhut heeft niks met de Veenkoloniën te maken.” ,,Het klopt, in Pekela heeft nooit een plaggenhut gestaan”, zegt Andries Brans van Siep&Co. ,,Maar wel in Alteveer en Stadskanaal. De plaggenhut is hier gekomen als onderwijsproject, als onderdeel van het Bourtanger Moor.”
In 1599 wordt in Pekela begonnen met de vervening. Dan komt Feiko Clock uit Friesland over en koopt het hele gebied op. ,,Er zijn naar huidige maatstaven miljoenen geïnvesteerd. En je ziet dan geen plaggenhutten, alleen stenen huizen. Op een kaart van Egbert Haubois uit 1642 zie je zelfs villa’s staan.”
De kassa rinkelde voor de stad Groningen
Rijdend door Kiel-Windeweer richting Bareveld wijst Foorthuis op de tastbare getuigen van het verleden. De bruggen, de sluizen, de sluiswachterswoningen die overal volgens dezelfde tekening gebouwd werden, de kapiteinshuizen, arbeidershuizen, de fabrieken. ,,Mensen werkten in de scheepsbouw, kalkovens, touwslagerijen, papierfabrieken, ankersmeden en metaalfabrieken. Armoede als misstand speelde hier geen rol. Natuurlijk waren er armen, bedeelden, zieken, te grote gezinnen, maar dat was een normaal maatschappelijk stedelijk verschijnsel. Maar het verhaal van veen is arm? Hoe dan? Waar dan? Er zat hier al een arts in 1760. Het was dikke handel hier.”
De kassa rinkelde vooral voor de stad Groningen. Alle kanalen, sluizen en bruggen waren van de stad. Elk schip dat hier passeerde, kon een dubbeltje of een stuiver aftikken, of belasting op de vracht betalen. Dat werd nauwkeurig geadministreerd. ,,Het was een miljardenbusiness. De hele economie van de stad Groningen was hierop gebaseerd.” En alles is vastgelegd waardoor deze regio een waanzinnig omvangrijk archief heeft, ook weer uniek in de wereld.
Bareveld op een kruispunt van kanalen bleek een perfecte vestigingsplek voor industrie. Foto: Jaspar Moulijn
Foorthuis zet de wagen stil in Bareveld en kijkt op de brug richting Wildervank. ,,Elk tweede huis hier was vroeger een winkeltje.” Zoveel schepen trokken door het kanaal. En de gezinnen aan boord hadden levensmiddelen nodig. Hij draait zich om en kijkt richting Stadskanaal en Musselkanaal. ,,Hier vond met de aanleg van het Stadskanaal de grootste ingreep van de overheid plaats in de 18de eeuw, als investering. Moet je kijken. Er lag hier 12 meter veen. Een kanaal van 56 kilometer lang begint hier. Dit gaat niet over Rotterdam of Amsterdam. Nee, Stadskanaal. Dit was de gasleiding, de Nordstream van toen. Dat is wat.’’
De Drents-Groningse Veenkoloniën als werelderfgoed
In Nederland is turf grotendeels geschiedenis. Brandstof uit voorbije tijden. ,,Maar in het buitenland niet. Het is een mondiale industrie. Duitsland doet nog wat met veen, de Baltische staten al helemaal, in Indonesië heb je een tropische veencultuur, in Hongarije bestaat een medische cultuur met veenbaden. Wereldwijd is het nog altijd een behoorlijke industrie.”
Foorthuis meent daarom dat je overal ter wereld met het Drents/Groningse veenverhaal kunt aankomen. ,,De mensen van de World Federation of Canals zijn hier al een paar keer geweest. Gaan we in twaalf talen met de bus door de Pekela’s. Al die mensen zijn astonished. De burgemeester nait. Dat is toch gek? We hebben hier culturele kwaliteit van wereldniveau. Dat zal ook het bestuur van World Peat Association beamen, dat is de wereldwijde federatie van veengebieden in de wereld; vaak onder voorzitterschap van Nederlanders uit de Veenkoloniën trouwens.”
De veengrond nabij Wildervank tijdens een stormachtige en donkere dag. Foto: Jan Zeeman
Hoogste tijd om dat foute beeld bij te stellen. Foorthuis heeft er zijn missie van gemaakt. ,,Ik ben Pekelder, historicus en behept met onderwijsgenen.” En dan is er de droom: als Veenhuizen Unesco werelderfgoed kan worden, dan verdienen de Drents-Groningse Veenkoloniën die status ook. Foorthuis weet hoe het werkt want hij was in 1994 betrokken bij het Keuningcongres waar de suggestie werd gedaan om de koloniën van weldadigheid op de Werelderfgoedlijst te krijgen. ,,Dat heeft dan 26 jaar geduurd.”
Rijdend door Veendam, om via Muntendam en Zuidbroek weer koers te zetten naar Groningen zegt Foorthuis: ,,Er zijn van die zevenduizend kanalen nog vierduizend over. Daar kun je wat mee in het kader van de opwarming van de aarde. Water is een probleem van de toekomst. Gooi de kanalen niet dicht. Vierduizend kanalen maal zoveel kilometer is een wateropslag waar je gek van wordt. Je kunt nadenken over die nieuwe functies. Je moet met een aantal mensen het betere plan maken.”
Niet dat die werelderfgoedstatus er nou zoveel toe doet, maar Foorthuis denkt dat het dan eenvoudiger is om kennis en geld bij elkaar te krijgen om het genuanceerde verhaal van veen als erfgoed voor de toekomst goed te bewaren. En natuurlijk om te benadrukken dat veen geen armoede, maar rijkdom betekent. ,,Als het ‘simpele Veenhuizen’ werelderfgoed kan worden als kolonie, dan wordt het tijd dat we de echte kolonie in het noorden, de Veenkoloniën een status geven zodat die bestuurders en ambtenaren er wat voorzichtiger mee omgaan.” Het klinkt als een klacht, maar Foorthuis zegt het uit pure betrokkenheid.
Armoede in het veen, fake news?
Het beeld van armoede en bedroevende leefomstandigheden in het veen… Arbeiders die met hun gezinnen in plaggenhutten wonen is volgens Foorthuis niets anders dan fake news uit het begin van de 20ste eeuw.
Turfstekers poseren tijdens turfwerkzaamheden. Foto: Archief: DVHN
Turf was als brandstof inmiddels vervangen door steenkool. Doordat de grenzen op slot gingen vanwege de Eerste Wereldoorlog dreigde er een tekort aan steenkool. Toen moest er weer turf gestoken worden in het veen. En daar is personeel voor nodig, heel veel personeel. ,,In 1915 waren er veel werklozen in de steden. Duizenden mensen trokken in deze crisistijd naar Emmen om aan het werk te gaan in het veen. Je kreeg daar een Ter Apel in het kwadraat. Er konden geen huizen en barakken tegen gebouwd worden. Dus mensen gingen zelf plaggenhutten bouwen.” Van armoe was geen sprake. ,,Ze verdienden goed geld.” Tot in 1918 de grens weer opengaat. ,,Het veen was van de ene op de andere dag niks meer waard. Er kwam een crisis overheen en de mensen in de plaggenhutten in Emmen zaten in de val.” Deze mensen hadden het slecht in deze stervende bedrijfstak en we moeten hun geschiedenis niet wegpoetsen. Maar tegelijkertijd is dit niet het verhaal voor de gehele Veenkoloniën; die was een incident.
Vervolgens initieerde de Nieuwe Rotterdamsche Courant een mediacampagne: Arm Drenthe. ,,In Scheveningen kon je dansen voor Arm Drenthe. Er zaten veel Rotterdammers in Zuidoost Drenthe. Dat beeld van arme mensen in plaggenhutten, turf, jenever en achterdocht is toen gecultiveerd. Er kwamen fotografen van de krant naar Drenthe. De mensen deden hun beste kleren aan, want die hadden ze. Maar de meegereisde journalist zei: ‘Ho ho, dat is niet de bedoeling. Even wat modder in het gezicht, trek die kleren kapot!’ Daar werden die mensen zelfs voor betaald. Zo is een beeld neergezet van arm Drenthe. Toen is er iets in geramd wat nooit meer uitgehaald is: veen is armoede! Overal ter wereld is veen een goudmijn behalve in Nederland en dat komt door die mediacampagne.”
Turfje van Schoock
Hoogleraar Martinus Schoock (1614 - 1649), werkte in Groningen toen de stad hét centrum van de turfhandel in Noordwest-Europa was. De stad deed handel en commercie en voor haar poorten lag dat enorme veencomplex, de goudmijn, die ze als koloniën had ingepikt. Hier waren grote compagnieën werkzaam wat een aantrekkingskracht had op arbeiders uit een omvangrijk gebied, tot diep in Duitsland. Deze dynamiek en vooral ook de hypermoderne werkwijze intrigeerde de professor dusdanig dat hij er in 1658 een publicatie in het Latijn over schreef met behulp van zijn studenten. Deze verhandeling met de titel Tractatus de turffis vond nationaal en internationaal weerklank. Elke zichzelf respecterende wetenschapper in Europa had dan uiteindelijk ook een turfje in zijn rariteitenkabinet en de Groninger Veenkoloniën trok jarenlang topwetenschappers en onderzoekers aan uit heel Europa om met eigen ogen te zien wat daar gebeurde. Dit boekje, zo groot als een turfje, was de eerste publicatie over de Veenkoloniën waarna er nog velen zouden volgen.
Paspoort
Willem Foorthuis
Naam Willem Foorthuis
Leeftijd 65 jaar oud
Beroep Lector aan de Hanzehogeschool Groningen
Werkervaring docent aardrijkskunde en geschiedenis aan het VO, uitgever en organisator van regionale publicaties en bijeenkomsten, onderzoeker bij VHL/Wageningen Universiteit, bijzonder hoogleraar aan de Kunming University in China , lector aan de Hanzehogeschool gericht op regionale economie en coöperatief ondernemen.
Publicaties meegewerkt aan zo’n 100 publicaties, vooral op het gebied van regionale cultuur en geschiedenis Groningen met extra aandacht voor Oost-Groningen, en wetenschappelijke publicaties over Europese benadering van regionale economie.