Braziliaan Renato Albano Petersen (met boek) bestudeert het handschrift van zijn voorvader, die meer dan honderd jaar geleden uit Nieuwe Pekela vertrok. Naast hem Feike Oppewal en betrokken tolk Jaap Wachtmeester. Foto: Harry Tielman
Renato Albano Petersen uit Brazilië bezocht deze week met zijn familie museum Kapiteinshuis in Nieuwe Pekela. De geboortegrond van zijn overgrootopa Reint Jan de Boer.
Renato Albano Petersen (88) staat voorovergebogen over oude brieven, onder zijn arm de Veenkoloniale Volksalmanak stevig vastgeklemd, in het boek staat zijn familieverhaal. Aan zijn rechterhand Feike Oppewal, voorzitter van het museum. Tolk Jaap Wachtmeester vertaalt. Om hen heen kijken de kinderen en kleinkinderen van Petersen rond in de museumwoning die laat zien hoe een kapiteinswoning in de 19de eeuw eruitzag.
„Deze brieven komen uit 1895”, zegt Oppewal. Ze bewonderen samen het sierlijke handschrift: de Braziliaan spreekt Portugees en kan het Nederlands niet lezen, maar hij weet wat er staat.
Zijn overgrootopa Reint Jan de Boer (1850-1900) schrijft aan zijn broer en zus in Nieuwe Pekela. Hij wil hen wel op weg helpen in Porto Alegro als ze willen stoppen met de zeevaart. De havenstad is dan al een broeiplek van handel en scheepvaart, tegenwoordig telt ze meer dan een miljoen inwoners: nogal een contrast met het dorp Nieuwe Pekela.
Renato Albano Petersen (88) met de Veenkoloniale Almanak. Hij is speciaal uit Brazilië gekomen om de geboorteplek van zijn voorvader te verkennen. Foto: Harry Tielman
Scheepvaart op retour
De brief is geschreven in een tijd waarin veel zeelieden uit de Veenkoloniën zochten naar een beter bestaan. De bloeiende scheepvaart in de Veenkoloniën was op zijn retour.
De Boer en zijn vrouw Antje de Grooth hadden toen al veel voor de kiezen gehad; reizen werden getekend door rampspoed. Hij lijdt schipbreuk in 1973. Een jaar later sterft zijn zoontje bij Kaap de Goede Hoop. In 1880 vaart zijn schip lek de haven van Boston in, het wordt afgekeurd. Genoeg is genoeg: hij schrijf zich rond 1880 uit in de gemeente Nieuwe Pekela met als reden ‘verbetering van bestaan’ en de familie verhuist naar Porte Alegro om het geluk te zoeken.
Vanuit Zuid-Amerika was veel handel in huid, hoorn en bijvoorbeeld zout. Voor Veenkolonialen was het een interessante plek om handel te drijven of om zich er zelfs te vestigen. Maar dat ging niet iedereen even goed af, veel mensen kwamen ook weer terug naar Nederland.
Stevedore De Boer
Maar zijn voorvader heeft goed geboerd in Porte Alegro, zegt Petersen. De man werd ‘stevedore’. De Boer ging over het laden en lossen van onder andere Duitse schepen in de haven en had zelf ook boten en veel personeel in dienst. „Hij is rijk geworden”, zegt Petersen. Getuige ook zijn rouwadvertentie uit 1900, waarop hij statig staat afgebeeld.
Overlijdensadvertentie van Reint Jan de Boer (1950-1900) Foto: Eigen foto
En ook zijn (klein)kinderen gedijden goed, het werden sporthelden die meededen aan de Olympische Spelen, handelaren en zoon Jan werd zelfs Nederlands-consul in Rio Grande.
Toch vergaten de oudere generaties nooit waar ze vandaan kwamen, zegt Petersen. „Het ging vaak over Nederland.” Thuis moet de voertaal ook Gronings zijn geweest. Want toen in 1947 kapitein Nantko Hazelhoff zijn verre familie De Boer vond, was er een communicatieprobleem. Totdat een inmiddels bejaarde dochter van De Boer in (gebrekkig) Gronings begon te kletsen, luidt de overlevering. „Met haar overlijden stierf ook de Groningse taal uit in Brazilië”, kaart Oppewal aan.
Nog het porselein van vroeger
In de Veenkoloniale Almanak staan foto’s van dat bezoek. Petersen heeft ze zelf nog in huis. Ook bij hem echoot de Nederlandse geschiedenis: hij heeft het, inmiddels antieke, porselein van zijn voorvader nog in de kast staan.
Het is bijzonder voor Petersen om dit mee te maken, vertelt kleinzoon Rafael. Ook hij herkent de foto’s, terwijl zijn vader Philippe ze aanwijst en voorleest. Toehoorder is Lukas Boerhave, hij deed samen met Edda Hazelhoff onderzoek naar de familie. Samen speelden zij een belangrijke rol in het opzetten van de bijeenkomst.
Lukas Boerhave (m) in gesprek met nazaten van Reint Jan de Boer. Foto: Harry Tielman
Rafael: „Mijn opa staat zelf ook op die foto als 12-jarige jongen. Hij kent de mensen om wie dit gaat.” Het is zijn familiegeschiedenis. „Voor hem is dit (het bezoek aan Het Kapiteinshuis, red.) verbinding daarmee.”
Petersen laat zich rondleiden door Oppewal langs schilderijen van oude schepen („op zo’n schip voer De Boer waarschijnlijk”), maar ook de potten en pannen en de bedstede („Daarin kon het erg warm worden”). Het schept plezier bij Petersen. Hij knipoogt. „Over tien jaar kom ik weer.”