Tenten van buitenslapers onder de Sontbrug. Foto: Peter Wassing
Zeven uur ’s ochtends in Groningen. Buiten is het -10. Jim (niet zijn echte naam) ligt op zijn linkerzij in een hoekje van het trappenhuis in een parkeergarage. Zijn knieën klemmen om zijn handen. Hij probeert te slapen.
„Goedemorgen Jim”, schalt de stem van Linda. „Wat doe jij hier?”
Jim opent zijn ogen en mompelt wat.
„Je kunt vannacht naar de nachtopvang”, drukt Linda hem op het hart.
Nachtopvang
De gevoelstemperatuur ’s nachts is -10. Daarom mogen alle daklozen in Groningen de nachtopvang in. Ook als ze eigenlijk in een andere gemeente geregistreerd staan en daar om hulp vragen. Uitzondering is een groep van tien mensen die zich zo slecht heeft gedragen dat ze op de zwarte lijst staan.
Linda werkt voor welzijnsorganisatie WIJ Groningen. Samen met haar collega Bart onderhoudt ze contact met Groningse daklozen. Ze draagt een dikke, lange jas en handschoenen. Na dertig jaar weet ze hoe ze zich moet kleden op de kou.
‘Kijk, een fles’
Woensdagochtend is ze vroeg opgestaan en fietst langs bekende slaapplekken. Ze probeert de daklozen over te halen naar de nachtopvang te gaan. Buiten slapen met deze kou is levensgevaarlijk.
Op zoek naar de volgende. Speurend loopt Linda door de parkeergarage aan het Zuiderdiep. „Kijk, daar staat een fles.”
De slaper vindt ze niet. Wel een ander hoopje afval: een lege zak chips, een blik bier en een leeg doosje knalerwten. Linda loopt naar het trappenhuis en wil naar boven gaan als plots de lift open gaat. Er stapt een jongen uit met een muts op en een lange jas aan. Linda doet een stap naar achteren.
Tachtig buitenslapers
In de gemeente Groningen bestaat een lijst met daarop 80 personen. Buitenslapers. Sommigen willen graag buiten slapen, sommigen mogen de nachtopvang niet meer in en voor anderen is geen plek omdat ze in een andere gemeente om hulp moeten vragen.
Linda doet haar werk al dertig jaar. De afgelopen tien jaar heeft ze de groep buitenslapers zien groeien van 17 naar 80. Hoe dat kan? Nederland is veranderd.
Ze somt op. De migratie is toegenomen, uitgeprocedeerde asielzoekers belanden op straat. Er is tekort aan huizen. De locaties voor beschermd wonen moeten mensen weigeren omdat ze te vol zitten. Gevolg is een forse toename van het aantal dak- en thuislozen en daarmee ook een toename van het aantal buitenslapers.
Loei-agressief
Terug naar het Zuiderdiep. „Wat doe jij hier”, vraagt Linda.
De jongen met de muts is duidelijk onder invloed. Hij loopt op Linda af en begint te tieren. Waarom mag hij de noodopvang niet meer in?
Linda loopt achteruit, gaat de trap op, de deur uit en fietst snel weg. „Hij kan natuurlijk nog naar boven komen.” De jongen is een van de tien mensen op de zwarte lijst. „Hij is loei-agressief”, vertelt ze even later. „Hij heeft vaak een groot mes onder zijn jas en gebruikt die ook.”
Ze fietst verder. Het pleintje rondom De Akerk is leeg, de portiek rond de Schoolholm ook. Op het Zuiderdiep treft ze Anna. „Kom je vanmiddag even naar het Leger des Heils?”
Veiligheid
Bart en Linda werken nauw samen met andere organisaties. Heeft iemand medische hulp nodig, dan schakelen ze de GGD in. Heeft iemand een luisterend oor nodig, dan kan hij naar het Leger des Heils en vanmiddag belt Linda met de politie om te vertellen dat ze de jongen met het mes is tegengekomen in de parkeergarage.
Ze werkt 50 procent van haar tijd op straat, de andere 50 procent overlegt ze met de andere instanties. „Mijn liefde ligt in het werken op straat”, zegt Linda. „Maar zonder die andere instanties kan ik niets en is mijn werk een lege huls.”
Via whatsapp krijgt ze gegevens binnen over de noodopvang. Veertig van de tachtig buitenslapers zijn dinsdagavond naar binnen gegaan. De rest sliep ergens anders.
„Uiteindelijk gaat het me om veiligheid”, zegt ze. Voor de burgers én de daklozen. Want, op straat slapen maakt kwetsbaar „en mensen die op straat slapen worden ook niet vrolijk wakker”.
Tenten van buitenslapers onder de Sontbrug. Foto: Peter Wassing