Wankja Ferguson in haar zelf aangelegde 'tuintje' voor haar huis. Op de voorgrond kievitsbloemen, de enige inheemse bolplant. De bij met de naam 'vosje' vliegt hierop. Foto: Geert Job Sevink
Het mag allemaal wel wat bij- en vlindervriendelijker in onze tuinen. Het gaat dramatisch met de vliegende insecten en ondertussen staan onze tuinen vol met giftige Tuinlandviooltjes of opgekweekte sierhortensia’s waar de diertjes geen kloot mee kunnen.
Ecologisch hovenier Wankja Ferguson (69) uit Groningen is een wandelende encyclopedie voor vlinders, hommels en bijen. Ze kent veel van de 360 wilde bijen erg goed. Als ze door haar wijk in Beijum loopt, wijst ze links en rechts planten aan waar de dieren het goed doen. Paardenbloemen in de gemeentelijke berm trekken op deze zonnige zaterdag tientallen bijen, soms – zoals de groefbijtjes – lijken ze meer op een mug dan op een bij. „Kijk daar”, wijst ze. „Een metselbijtje. Dat is een buikverzamelaar. Die zijn heel effectief voor de verspreiding van stuifmeel.”
De verwilderde tuinen die Ferguson hier en daar bij buren ziet, vindt ze niet problematisch. Al hoeft een goede insectentuin helemaal niet rommelig te zijn, benadrukt de hovenier. „Inheems bloeiende planten zijn net zo mooi als exoten.” Kort gemaaide gazons vindt ze wel afschuwelijk. „Maai in delen, niet alles tegelijk. Laat tenminste íéts bloeien.”
Wankja Ferguson bekijkt de bloemen bij stadsboerderij De Wiershoeck vlakbij haar huis. Foto: Geert Job Sevink
Dat zegt Ferguson niet zonder reden. Tussen 1992 en 2023 zijn de populaties van dagvlinders gemiddeld met 53 procent afgenomen, blijkt uit cijfers van het CBS en De Vlinderstichting. Met de bijen is het niet veel vrolijker gesteld in ons land: 55 procent van de bijensoorten is bedreigd. Dat terwijl de insecten onmisbaar zijn voor bestuiving van zowel wilde als commerciële planten. Ook het dierenrijk kan er niet zonder. Broedvogels brengen er bijvoorbeeld hun jongen mee groot.
Koolmees verzamelt 8000 tot 10.000 rupsen
Bovendien hebben mensen soms last van hersenkronkels waardoor het ene dier wel in de tuin mag, en het andere niet. „De meeste mensen willen wel vlinders, maar zodra het woord rups valt, haken ze af. Ik heb weleens een vlinderrijke tuin aangelegd, maar toen ik een plantje in de tuin aanwees dat geliefd is bij rupsen, moest ik die er weer uithalen. Mensen snappen niet hoe het hele ecosysteem werkt. Wist je dat een koolmees 8000 tot 10.000 rupsen verzameld voor één nest?”
De soortnamen duikelen over elkaar. Binnen een uur ziet Ferguson citroenvlinders, gewone sachembijen, akkerhommels, tuinhommels, smaragdgroefbijen, metselbijen, roodgatjes en – persoonlijk favoriet – het vosje. En bij elke bij of vlinder hoort een verhaal over de benodigde planten. Rolklaver, wikke, schapenzuring, judaspenning, pinksterbloemen, ereprijs, dovenetels, wilgen, havikskruid en ga zo maar door.
Wankja Ferguson wordt bij van paardenbloemen in de gemeentelijke berm: die zijn heel nuttig voor bijen. Foto: Geert Job Sevink
Er zijn zoveel goede plantjes die in ieders tuin zouden kunnen staan. Toch ervaart Ferguson ‘landschapsverdriet’ door intensieve landbouw, tegeltuintjes en kortgemaaide gazons. Om nog maar niet te spreken over ergerlijke siergrassen, rododendrons en hortensia’s in de achtertuin, van die exoten waar de vliegende dieren niks aan hebben. Ze zou graag zien dat iedereen zich wat meer zou verdiepen in de materie. „Maar mensen denken dat ze wel klaar zijn als er een vlinderstruik in de tuin staat.” Er is niks mis met die nectarrijke vlinderstruik, maar het is voor weinig soorten een onmisbare plant.
Al haar eigen waarnemingen verwerkt Ferguson in tabellen waarin ze ook leefgebied, plantsoorten, en bedreigingsstatus beschrijft. Dat laatste is van belang. Tachtig procent van de soorten die afhankelijk zijn van klavers en wikkes staan op de Rode Lijst. Dat terwijl de noodzakelijke planten niet eens zo zeldzaam zijn. „Het heeft te maken met het landbouwbeleid en hoe we onze tuinen maaien.”
In de kleine woonkamer van Ferguson struikel je over de bijenboeken. Aan de muur hangt een grote tabel met 86 solitaire bijensoorten die voor stuifmeel afhankelijk zijn van één plant of plantenfamilie. Een groot deel daarvan is bedreigd of al verdwenen.
Er zijn 360 wildebijensoorten. Foto: Geert Job Sevink
Ferguson ziet het als haar taak om daar iets aan te doen. Ze confisqueert voor haar woning een deel van de gemeentelijke grond en heeft daar tientallen bloemen in potten met inheemse soorten zoals de kievitsbloem en wilde tulpen. Haar buren vinden het wel best.
Maar de handen van Ferguson jeuken. Die nutteloze stenen kunnen hier wel weg.
Met deze planten maak je voor de bijen en vlinders een goed beginnetje
Rolklaver
Rode, witte en rolklaver groeien vaak gewoon in het gazon. Toch krijgen ze nooit de kans om te bloeien, omdat we het gras frequent maaien. Klavers worden bezocht door veel soorten wilde bijen. Ook is de mooie gele rolklaver een waardplant voor veel vlinders zoals het icarusblauwtje, het bedreigde bruin dikkopje en zes vlindernachtsoorten. Het beste is om van grasvelden steeds enkele gedeelten te maaien zodat er jaarrond genoeg voedsel blijft.
„Korte grasveldjes zijn desastreus”, aldus Ferguson. „In de landbouw hebben insecten al zo weinig, ze hebben onze tuinen hard nodig. Nu kunnen zelfs paardenbloemen in veel tuinen al niet de kop opsteken, laat staan de klavers. Dat vind ik doodzonde.”
Icarusblauwtje op gewone rolklaver. Foto: Wankja Ferguson
Paarse dovenetel
Bijna ál onze langtongige hommelsoorten staan op de Rode Lijst. De enige nog overgebleven soort, de tuinhommel, gaat hard achteruit. Deze langtongige hommel soorten hebben baat bij diepe bloemen, zoals lipbloemen waartoe dovenetels behoren. Sommige varianten zoals de inheemse paarse gevlekte dovenetel heeft een bloeimoment in het voorjaar én najaar en zaait zichzelf ook weer uit. Een leuk plantje dus.
Ben je niet zo gek op dovenetels omdat ze wat op brandnetels lijken? Zet dan een akelei of rode klaver in je tuin. Dat zijn voor deze hommelsoorten ook heerlijke plantjes.
Moshommel op paarse dovenetel. Foto: Wankja Ferguson
Ruig klokje (Campanula trachelium)
Er zijn diverse bijensoorten die van Campanula’s afhankelijk zijn. Van de negen soorten die we hebben zijn er zes ernstig bedreigd of verdwenen. De inheemse klokjessoorten bloeien op precies de juiste tijd voor veel bijensoorten. Een aantal soorten Campanula kunnen goed in wat schaduw groeien zoals het ruig klokje. Het grasklokje kan op schralere grond en in de zon een mooie aanvulling zijn. Omdat de bloemen een wat hangende vorm hebben slapen diverse bijensoorten in de klokjes of schuilen ze tegen de regen (de exotenklokjes die in veel tuinen staan hebben die vorm niet). Ferguson: „Het is een leuk gezicht, ga ’s avonds vooral eens zoeken.”
Mannelijke klokjesdikpoten slapen in een klokje. Foto: Wankja Ferguson
Duizendblad
Duizendblad is niet alleen een leuke bodembedekker, maar behoort ook tot de buisbloemen binnen de composietenfamilie waar sommige bijensoorten van afhankelijk zijn. Kruiskruidzandbijen en tronkenbijtjes die hier bijvoorbeeld vaak naartoe vliegen verzamelen stuifmeel met de haren die aan de onderkant van de poten of het achterlijfje zitten, de zogenaamde buikschuier. Ze hoeven alleen maar op en neer te wippen over dit type bloemen en komen zo héél makkelijk aan hun benodigde stuifmeel. Naast duizendblad horen ook margrieten, heelblaadjes of boerenwormkruid tot deze categorie.
Kruiskruidzandbij op duizendblad. Foto: Wankja Ferguson
Havikskruid
Optie twee uit de composietenfamilie is havikskruid, bloemen die in mooie opvallende kleuren kunnen voorkomen. Deze zogenoemde lintbloemcomposieten werken iets anders: ze kennen een ingenieus systeem met elastische sprietjes waar het stuifmeel losjes op vastgeplakt zit, ze schieten na de nectarwinning met kracht terug en komen overal op het bijenlijfje terecht. De pluimvoetbij, de grote en kleine roetbij en de paardenbloembij zullen je voor deze plant eeuwig dankbaar zijn.
Kleine roetbij op havikskruid. Foto: Wankja Ferguson
Koop biologische bloemen
Als je planten koopt: koop dan inheems en biologisch. Pesticide Actie Netwerk Nederland (PAN) en Greenpeace hebben zich al meermaals uitgesproken tegen de planten van tuincentra, die een cocktail van giftige stoffen bevatten.
Fotografe Marlonneke Willemsen maakte onlangs een indringende fotoserie met tien verschillende tuinplanten uit tuincentra. Ze voerde de planten aan insecten in gevangenschap en in 9 van de 10 gevallen waren die insecten binnen afzienbare tijd dood. In een controleproef met ‘veilige’ planten gingen insecten niet dood.
Pesticide Actie Netwerk Nederland (PAN) deed deze week in een brief tevens een oproep aan alle gemeenten in Nederland om rekening te houden met de natuur. Geen schreeuwende cultivars en giftige bollen in de bloemperken, maar inheemse planten die de insecten daadwerkelijk helpen.