Vrijwilligers gaan in het Roegwold de exotische invasieve waterteunisbloem te lijf, samen met
Staatsbosbeheer Foto: Geert Job Sevink Geert Job Sevink
Exotische waterplanten zijn vaak lastig te bestrijden, bij gebrek aan geld en capaciteit. Uit onderzoek blijkt dat bestrijding ook niet altijd de beste oplossing is.
Nederland telt een groeiend aantal exoten. Dat zijn planten en dieren van elders die hier van oorsprong niet voorkwamen, maar sinds enige tijd in ons land leven. De flora en fauna van Nederland heeft 39.836 geregistreerde soorten, waarvan nu 1007 als exoten te boek staan. Dat zijn organismen die meer dan tien jaar in ons land aanwezig zijn. Daarnaast is er nog een lijst met 503 planten en dieren die zich korter dan die periode in Nederland ophouden.
Veel uitheemse planten en dieren komen hier door de mens. Denk maar eens aan de muskusrat, die elders in Europa werd uitgezet voor zijn pels en zich uitbreidde tot Nederland. Of de Nijlgans, die als siervogel ontsnapte uit een collectie van een particulier en zich langzaam over ons land heeft verspreid. Planten zoals de watercrassula werden in tuincentra gekocht, kwamen uiteindelijk in de sloot terecht en breidden zich vandaar verder uit.
Er zijn ook exoten die hier op eigen kracht kwamen, zoals de Turkse tortel, een duifje dat in korte tijd grote delen van Nederland koloniseerde.
De innemende Turkse tortel, die al weer op zijn retour lijkt, wordt door veel mensen gezien als een verrijking van onze natuur. Anders ligt dat bij invasieve exoten: planten of dieren die zich in korte tijd snel vermenigvuldigen en daardoor voor problemen zorgen. Ze verdringen inheemse soorten en tasten de biodiversiteit aan. Denk maar eens aan de Wolhandkrab, de Reuzenberenklauw en de Japanse Duizendknoop.
Sommige planten veranderen hun omgeving niet alleen fysiek, maar ook chemisch door bepaalde stoffen af te scheiden. Die kunnen leiden tot een verminderde vruchtbaarheid bij andere planten.
De waterteunisbloem is een plaag. Foto: Geert Job Sevink Geert Job Sevink
RUG-studente Denise Roffel onderzocht voor haar afstuderen in opdracht van Staatsbosbeheer invasieve exoten in Groningse moerassen. Bosbeheer wil bij de inrichting van nieuwe natuurgebieden in bijvoorbeeld het Westerkwartier exoten graag buiten de deur houden. Roffel concentreerde zich vooral op probleemsoorten zoals de genoemde Watercrassula, de Grote Waternavel en de Waterteunisbloem.
Ze bekeek waar die soorten oorspronkelijk vandaan komen, onder welke omstandigheden ze zich daar handhaven en welke vijanden ze in hun oorspronkelijke leefgebied hebben. Dit met in het achterhoofd de vraag: moet je exoten beheren, bestrijden of zelfs elimineren? En kan dat ook?
Opvallend is dat de RUG-student ook ingeburgerde exoten onder de loep heeft genomen om te onderzoeken of daar iets van kan worden geleerd. Zoals bijvoorbeeld Kalmoes, een oeverplant uit Zuidoost-Azië die door de handel in Nederland belandde en hier sinds de zestiende eeuw groeit.
De plant is tegenwoordig goed opgenomen in de natuur, meldt Roffel. Futen maken gebruik van Kalmoes om hun nest te bouwen en de drijftillen van de plant helpen soms bij de verlanding. De geurige moerasplant is ook terug te vinden als ingrediënt van Beerenburg. Na al die jaren heeft de plant zelfs al een vijand in ons land, in de vorm van een bladluis. Ook al is dat zelf ook een exoot, afkomstig uit de VS.
Over Kalmoes zal niemand zich tegenwoordig nog zorgen maken. Heel anders ligt dat met recenter gearriveerde exoten zoals de snelgroeiende Grote Waternavel (1994) en de Waterteunisbloem (1993). De eerste plant staat her en der in de provincie, terwijl de tweede al is gesignaleerd in het nieuwe natuurgebied Dannemeer in het Roegwold in Midden-Groningen.
Een watergang in Oost-Groningen, die volledig is overwoekerd door de Grote waternavel.
De Grote Waternavel komt uit Noord-Amerika en groeit vooral snel in water dat veel mest- en voedingsstoffen bevat, wellicht de reden dat hij het in Nederland zo goed doet. De plant kan 20 centimeter per dag groeien en vormt grote drijftillen die de watergangen volledig kunnen blokkeren. Bovendien nemen inheemse planten snel af op plekken waar deze plaagplant opduikt.
,,De inheemse vegetatie lijkt niet bestand tegen de enorme groeikracht van deze exoten. Vooral de afname van licht en zuurstof is wat veel inheemse planten de das om doet. Ook het gebrek aan een goede waterdoorstroming is nadelig voor het ecosysteem’’, constateert Roffel over de Grote Waternavel en de al even opdringerige Waterteunisbloem.
De vraag is of dergelijke planteninvasies nog gekeerd kunnen worden. Uit het onderzoek van Roffel blijkt dat bestrijders al veel hebben geprobeerd - van handmatig weghalen en maaien tot behandelen met kokend water - maar in sommige gevallen de moed hebben opgegeven. Daarvoor zijn exoten al te veel verspreid. Het is vaak dweilen met de kraan open. Bovendien is bestrijding intensief en kostbaar.
En soms is het middel erger dan de kwaal, zegt ecoloog Henk Hut van Staatsbosbeheer. ,,Het risico van beheren is dat je de plant versnippert en hem daardoor nog verder verspreidt. Als je ondeskundig te werk gaat bereik je niet wat je wenst, je verspreidt onbedoeld deze soorten omdat kleine delen van de plant die wegdrijven elders weer wortel schieten en gaan groeien.’’
Roffel beveelt aan de Watercrassula met rust te laten. ,,Het beste kan de plek waar deze exoot zich bevindt worden afgesloten en geïsoleerd van aangrenzende gebieden.’’
Exoten hebben soms trouwens onverwachte voordelen. Zo kan de Grote Waternavel voedingsstoffen en metalen uit water en bodem filtreren. Wanneer de planten worden afgevoerd, verdwijnen die ongewenste stoffen uit het systeem. De plant kan wellicht worden gebruikt om de vervuiling van waterbodems aan te pakken.
De verwijdering van Grote Waternavel in een kanaal in Drenthe.
Roffel vraagt zich af of er na verloop van tijd een evenwicht tot stand komt, waarbij de exoten in toom worden gehouden door nieuwe vijanden of ziekten, waardoor ze minder snel groeien. Als dat zo is, heeft bestrijding weinig zin.
Opvallend is dat exoten vooral voor problemen lijken te zorgen in relatief nieuwe natuurgebieden, waar kennelijk nog geen evenwicht is. Vaak zijn dit ook voormalige landbouwgebieden met hoge concentraties meststoffen in de bodem. Door de waterkwaliteit te verbeteren, kan sommige ongewenste soorten een halt worden toegeroepen. ,,Enkele organisaties zien een afname van exoten wanneer de waterkwaliteit beter is’’, aldus Roffel.