Weiland dat behandeld is met glyfosaat, het bestrijdingsmiddel dat het meest wordt aangetroffen. Shutterstock
Biologische aardappelboeren hebben niet alleen minder restanten van bestrijdingsmiddelen in hun lijf dan hun ‘gewone’ collega’s. Ze hebben er ook minder van in hun lichaam dan niet-boeren, mogelijk omdat ze gezonder eten.
Dit komt naar voren uit onderzoek van de Wageningen Universiteit en de Radboud Universiteit in Nijmegen, na analyse van bloed, ontlasting en urine van verschillende groepen. Ze namen monsters van 12 biologisch werkende aardappelboeren in Groningen en Friesland en 12 aardappelboeren uit dezelfde gebieden die wél bestrijdingsmiddelen gebruiken. Om te vergelijken deden ze hetzelfde bij 24 buren van de onderzochte boeren en evenveel inwoners van de stad Groningen.
In totaal vonden de onderzoekers restanten van tientallen verschillende bestrijdingsmiddelen in de ontlasting, urine en het bloed. Het meest aangetroffen werd glyfosaat, in de ontlasting. Van de vier verschillende groepen springen de biologische boeren er in positieve zin uit. Bij hen werden vaak minder bestrijdingsmiddelen gevonden en ook in lagere gehaltes. Dus ook minder dan omwonenden en bewoners van de stad.
Dieet belangrijke bron
,,Onze hypothese is dat biologische boeren niet alleen biologisch werken, maar ook vaker dan andere groepen biologisch eten”, zegt Hans Mol, onderzoeker aan de Wageningen Food Safety Research (WFSR). ,,Het dieet is nu eenmaal een belangrijke bron bij het binnenkrijgen van bestrijdingsmiddelen.”
Van de vier verschillende groepen hadden de gangbare boeren de meeste overblijfselen van bestrijdingsmiddelen in hun lijf. Niet alleen werden in deze groep de meeste verschillende soorten gevonden, ook lagen de hoeveelheden hier gemiddeld het hoogst. ‘We moeten deze hoeveelheden nog terugrekenen naar de veilige dagelijkse dosis maar de verwachting is niet dat we overschrijdingen zullen vinden’, laat toxicoloog Paul Scheepers (Radboud Universiteit) weten. Het gaat dan om overschrijdingen van de toegestane hoeveelheden per stof.
Glyfosaat meest gevonden
Glyfosaat is in alle groepen het meest gevonden bestrijdingsmiddel. Er zijn daarnaast allerlei soorten insecticiden (tegen insecten), herbiciden (tegen onkruid) en fungiciden (tegen schimmels) aangetroffen. Ook werden er meerdere stoffen gevonden die voor particulier gebruik zijn toegestaan, zoals fipronil dat wordt gebruikt in vlooienbandjes en anti-vlooienolie voor huisdieren. ,,Kortom, niet alles wat we aan bestrijdingsmiddelen vinden is te wijten aan de landbouw”, zegt Mol. Toxicoloog Scheepers vond in het bloed ook oude stoffen waarvan de verkoop al jaren niet meer toegestaan is, maar waarvan residuen nog altijd voorkomen in het milieu. Net als PFAS worden deze stoffen ook wel ‘forever chemicals’ genoemd.
Zowel Scheepers als Mol benadrukken dat de onderzochte groepen te klein zijn om grote conclusies over te trekken. Het is bovendien een momentopname.
Het onderzoek dat zij hebben gedaan in Friesland en Groningen is onderdeel van een veel groter internationaal onderzoek, SPRINT genaamd. Het wordt gedaan in tien verschillende Europese landen en in Argentinië. Ook internationaal is bij boeren en controlegroepen glyfosaat het meest gevonden bestrijdingsmiddel. De aardappelboeren in Groningen en Friesland bevinden zich wat de vondst van glyfosaat betreft in de middenmoot. De komende maanden worden de resultaten verder geanalyseerd en de conclusies gepubliceerd in wetenschappelijke tijdschriften.
Transitie naar minder bestrijdingsmiddelen
De Europese Unie wil in 2030 het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen met 50 procent terugdringen. De uitkomsten van het SPRINT-onderzoek kunnen gebruikt worden in deze transitie naar minder en duurzamer gebruik van pesticiden in de landbouw, is het idee. De komende twee jaar wordt daarnaast onderzocht wat de risico’s zijn van de gevonden residuen op het ecosysteem en op mensen.