Duitse tanks met Nederlandse bemanning oefenen in de omgeving van Bergen Hohne op de Luneburger Heide (Duitsland). Foto: ANP
Het beeld ging de hele wereld over: een Oekraïense boer die op zijn tractor wegreed met een verlaten Russische tank op sleeptouw. Op veel plekken in Oekraïne zijn de resten van kapotgeschoten Russische tanks te vinden en er wordt openlijk getwijfeld over de toekomst van dit eens zo gevreesde wapen. Nederland nam eerder al eens afscheid van de tank, maar dat had hele andere redenen.
Het wordt door Defensie gezien als een zwarte bladzijde in de Nederlandse krijgsgeschiedenis. In 2011 nam toenmalig minister van Defensie Hans Hillen het besluit om de Koninklijke Landmacht afscheid te laten nemen van alle nog resterende tanks. Het kabinet Rutte I was van plan om 1 miljard euro te bezuinigen op Defensie: 12.300 arbeidsplaatsen zouden om die reden verdwijnen en flink wat krijgsmaterieel moest worden afgestoten. Hillen had daarvoor onder andere de Nederlandse Leopard 2A6-tanks in het vizier.
Dat de blik op de tanks werd gericht is in die tijd ook best logisch. De zware rupsbandvoertuigen werden tijdens missies in het buitenland eigenlijk nauwelijks ingezet door Nederland en ook voor de verdediging van de eigen landsgrenzen waren ze, zo wordt gedacht, nauwelijks nog van waarde. De kans op een aanval over land werd namelijk als minimaal ingeschat. En dus werd besloten om de 116 Leopard 2A6-gevechtstanks, waarvan er in 2011 nog zestig in gebruik waren, in de etalage te zetten voor verkoop.
Harde klap
Een geïnteresseerde koper meldde zich algauw: Indonesië zag een overname van de Nederlandse tanks wel zitten. Maar daar stak de Tweede Kamer uiteindelijk een stokje voor. Vanwege de mensenrechtenschendingen en de situatie in Papua werd besloten om geen wapentuig aan Indonesië te verkopen. Jeanine Hennis, de nieuwe minister van Defensie, ging daarna verder met de zoektocht naar een koper. Uiteindelijk was het Finland dat toehapte. Dat land kocht de honderd Leopardtanks voor een bedrag van 180 miljoen euro.
Minister Jeanine Hennis-Plasschaert van Defensie geeft in 2014 haar Finse collega Carl Haglund een schaalmodel van een Leopard tank, na het ondertekenen van een contract voor de verkoop van 100 Leopard 2A6 tanks. Foto: ANP
Dat bedrag lag veel hoger dan werd verwacht. Maar dat kwam omdat de tanks net een grote beurt hadden gekregen en dus in uitstekende conditie waren. De lucratieve deal betekende het einde van de tank als onderdeel van de Nederlandse krijgsmacht. Het afscheid voelde voor de militairen als een harde klap in het gezicht. ,,Dit voelt als een begrafenis. De tank is een deel van ons leven”, zei Commandant Stafeskadron, ritmeester Johnny Romein al in 2011 toen het laatste schot met een Nederlandse tank werd gelost.
Teleurstelling
Met het afstoten van de laatste overgebleven tanks beschikte Nederland voor het eerst sinds 1927 niet meer over het zwaarste wapen van de Landmacht. 95 jaar geleden wilde het Nederlandse leger onderzoeken of een tank een waardevolle toevoeging zou zijn aan het wapenarsenaal. Besloten werd om een Renault FT-17 aan te schaffen: een tweepersoonstank, die tijdens de Eerste Wereldoorlog al door Frankrijk en de Verenigde Staten was ingezet op het slagveld. Maar de FT-17 bleek voor de Nederlanders een teleurstelling.
Een Renault FT-17 van het Amerikaanse leger in actie tijdens de Eerste Wereldoorlog in Frankrijk. Foto: Wikimedia Commons
De ‘moeder van de moderne tank’ bleek namelijk totaal niet geschikt voor het drassige Nederlandse landschap met de vele rivieren en sloten. Technici probeerden de FT-17 nog zo te verbeteren dat hij wel waarde kon zijn, maar de tank werd vooral op een andere manier gebruikt: om te achterhalen of de militaire verdediging goed genoeg was om een tankaanval van buiten de landsgrenzen te weerstaan. Met die ene ‘vechtwagen’ was het Nederlandse leger in mei 1940 geen partij voor de binnenvallende Duitse Wehrmacht.
Na de Tweede Wereldoorlog, waarin tanks op grootschalige wijze werden ingezet door de strijdende partijen, was het Nederlandse leger wel overtuigd van de waarde van tanks. Na de bevrijding maakte Defensie dankbaar gebruik van door de geallieerden afgedankte Sherman- en RAM-tanks. In 1953 werden deze vervangen door gloednieuwe exemplaren afkomstig uit Engeland. Nederland liet 591 Britse Centurion-tanks verschepen van over Het Kanaal en kreeg zo de beschikking over twee tankbataljons.
Te langzaam
In de jaren zestig bleek echter al dat de Centurion te langzaam was voor dynamische en snelle oorlogsvoering. Nederland klopte bij de Duitse firma Krauss-Maffei aan voor een opvolger van de Centurion. De Leopard I kreeg de voorkeur boven de Britse Chieftain. Eerstgenoemde had een lichter pantser en was daardoor een stuk sneller dan de Chieftain. Bovendien beschikte de Leopard over een gestabiliseerd kanon, dat nauwkeurig kon schieten zonder last te hebben van het gehobbel van een rijdende tank.
De Koninklijke Landmacht test in 1968 een tank van het Engelse type 'Chieftain' (links) en een van het Duitse type 'Leopard' (rechts). Foto: ANP
Tussen 1969 en 1982 kocht Nederland 468 tanks van de Duitse firma. Begin jaren zeventig had Defensie daardoor de beschikking over het enorme aantal van zo’n duizend tanks. Die hoeveelheid was nodig om een mogelijke aanval van de Sovjet-Unie op West-Duitsland te vertragen. Het tactische plan was dat het Nederlandse leger op de Noord-Duitse laagvlakte tijd zou moeten winnen. Die tijd zouden de Verenigde Staten dan gebruiken om versterkingen aan te laten rukken om zo de Europese bondgenoten te hulp te schieten.
Maar toen de Sovjet-Unie de T64 en T72 in gebruik nam, moest de Leopard I worden versterkt. Het pantser van die laatste tank was namelijk niet bestand tegen de vuurkracht van de Sovjets. Nederland liet 445 van de Leopard I tanks ombouwen tot Leopard 2A4. In 1994 werden 330 tanks omgebouwd tot het type 2A5 en slechts 180 tanks werden later geüpgraded naar het type 2A6. Sinds het beëindigen van de Koude Oorlog en het verdwijnen van de dreiging uit Oost-Europa, zijn tanks niet langer van strategisch belang.
Grote veranderingen
Nadat in 2014 de verkoop van de Nederlandse tanks aan Finland definitief werd, veranderde er veel in Europa: in februari van dat jaar annexeerde Rusland de Krim, een schiereiland dat tot Oekraïne behoorde. Niet veel later riepen rebellen, die Rusland steunen, de vrije Volksrepublieken Donetsk en Loehansk uit. Op 17 juli werd in dit gebied passagiersvliegtuig MH17 neergehaald met een Buk-raket. 298 mensen kwamen om het leven. De hernieuwde dreiging uit Oost-Europa veranderde militaire inzichten en vroeg om andere strategieën.
Nederland wilde toch weer kunnen beschikken over tanks en zocht toenadering tot Duitsland. Op 1 januari 2016 werd het Opleidings-, Trainings-, en Kennisbehoudspeloton Tankoptreden opgericht. Daarmee werd het fundament gelegd voor de vorming van een Duits-Nederlands tankbataljon, waarin beide landen wel individueel kunnen besluiten over de inzet van de tanks. De 16 laatst overgebleven tanks werden daarop overgedragen aan het Duitse leger en Nederland leasete 18 Leopard 2A6-gevechtstanks terug van de Duitsers.
Nederlandse militairen in een Duitse Leopard 2A6-tank tijdens een oefening in de omgeving van Bergen Hohne op de Luneburger Heide. Foto: ANP
De constructie van de Duits-Nederlandse samenwerking luidde volgens Defensie als volgt: ‘Een Nederlandse compagnie met Duits materieel wordt onderdeel van een Duits tankbataljon, dat deel uitmaakt van een Nederlandse brigade, die onder bevel staat bij een Duitse divisie.’ In het regeerakkoord van het huidige kabinet staat dat de militaire samenwerking met Duitsland de komende jaren moet worden uitgebreid, maar over een terugkeer van eigen tanks (zoals de NAVO graag zou zien) wordt met geen woord gerept.