In Drenthe wordt een kwart van de lelies in Nederland verbouwd. Foto: Shutterstock
Steeds vaker valt de term ‘voorzorgsbeginsel’ in politieke debatten en gerechtelijke uitspraken. Ook de Raad van State gebruikt het in de uitspraak van woensdag in het kader van de lelieteelt. Wat heeft dit voor gevolgen voor de lelieteelt in Drenthe?
Het voorzorgsbeginsel is afkomstig uit het Europees recht en geeft Europese lidstaten handvatten om bepaalde mogelijk schadelijke activiteiten van mens, natuur en milieu te reguleren.
In de uitspraak van de afdeling bestuursrecht van de Raad van State komt twee keer het woord voorzorgsbeginsel voor. Samengevat stelt ‘s lands hoogste bestuursrechter het volgende over het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de lelieteelt: als er aanwijzingen zijn voor schadelijke effecten op beschermde natuurgebieden, moet daar serieus rekening mee worden gehouden, zelfs als er nog geen harde wetenschappelijke zekerheid is. Het is aan de initiatiefnemer om die zekerheid vooraf aan te tonen.
Onmogelijke opdracht
Met andere woorden: de leliebollenteler moet voordat hij gewasbeschermingsmiddelen loslaat op de percelen, eerst aantonen dat zijn handelingen geen schade opleveren voor de kwetsbare natuur in de omgeving.
Dat lijkt een onmogelijke opdracht voor de teler, want de neerslag van bestrijdingsmiddelen in de omgeving en de effecten op mens, natuur, dieren en milieu zijn lastig te meten. Dat hangt van veel factoren af. De hoeveelheid gebruikte middelen, de frequentie, verschillende spuittechnieken, het in acht nemen van spuitvrije zones, hoe breed die zones moeten zijn, de cocktail van diverse producten en uiteraard het weer. Denk alleen al aan de windrichting en de windsnelheid.
Geen eis, regel of voorschrift
Toch is het voorzorgsbeginsel ook weer geen absolute waarde en wordt het als juridisch begrip ook soms overschat door politiek, belangengroeperingen en omwonenden. Het woord zegt het al: het is een beginsel. Geen harde eis, regel of voorschrift. Als een lelieteler kan bewijzen dat hij al het mogelijke heeft gedaan wat in zijn macht ligt om de risico’s voor de omgeving te beperken, kan het bevoegd gezag of de rechter besluiten dat dat voldoende is en kan de teler doorgaan met zijn activiteiten.
Om de bewijslast geheel en al op de schouders van de twintig individuele lelietelers in Drenthe te leggen, is niet fair. De provincie en ook de betrokken gemeenten zijn eigenlijk aan zet. Zij kunnen in de Omgevingswet vastleggen binnen welke kaders het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is toegestaan.
Gezonde leefomgeving
Dat vraagt om een brede discussie tussen de provincie, de Drentse gemeenten, de telers, de belangengroeperingen als Meten=Weten en omwonenden van lelievelden. Met als inzet dat lelieteelt en een gezonde leefomgeving in de toekomst samen kunnen gaan.
Gedeputeerde Gert Jan Schuinder van Landbouw. Foto: Marcel Jurian de Jong
Nader onderzoek is dan noodzakelijk. Hoe ver slaan de schadelijke stoffen neer in de natuur? Welke middelen kunnen wel of niet? In welke mate dragen de innovaties met duurzame bollenteelt bij aan het behalen van de doelen? Dat moet allemaal worden onderzocht. Het kan in een uiterst geval betekenen dat lelieteelt in bepaalde gebieden van Drenthe niet meer kan, omdat de percelen te dicht in de buurt liggen van bijvoorbeeld scholen, woonwijken of kwetsbare natuur.
Gedeputeerde Gert Jan Schuinder liet weten dat hij op landelijk niveau wel het initiatief wil nemen voor een breed onderzoek, maar hij kan er ook op voorsorteren door alvast in regionaal verband het voortouw te nemen. Wie weet kan Drenthe dan als best practice gelden voor de rest van Nederland. Het wordt tijd voor een Drentse Lelietop.