Drenthe, Groningen en Friesland willen 220.000 extra huizen bouwen, maar waar moeten die dan komen? 'Het moet hier in elk geval geen tweede Randstad worden'
Uitbreidingslocatie bij de Asser woonwijk Kloosterveen. Als het aan de provinciebesturen ligt, gaan de steden in Noord-Nederland de komende jaren fors meer woningen bouwen. Foto: Marcel Jurian de Jong
Huizen bouwen in ruil voor rails, dat is in het kort het voorstel dat de noordelijke provincies doen aan de Tweede Kamer. Maar waar moeten die extra 220.000 huizen komen?
De drie noordelijke provincies sluiten de rijen en vinden Flevoland aan hun zijde. Met een gemeenschappelijk plan komen ze naar buiten om hun gebied beter te ontsluiten. Het gaat daarbij niet alleen om de Lelylijn, die de reistijd tussen Groningen en Amsterdam met circa 40 minuten bekort, maar ook om verbetering van het bestaande spoor en de verdere aanleg van de Nedersaksenlijn, die Enschede en Groningen via Emmen en Stadskanaal met elkaar moet verbinden.
Die laatste twee elementen zijn een belangrijke wens van de provincie Drenthe. Want als er gepraat wordt over de Lelylijn, dan wordt commissaris van de koning Jetta Klijnsma niet moe om te benadrukken dat die twee andere projecten net zo belangrijk zijn. Verbetering van bestaand spoor is sneller te realiseren dan de Lelylijn, bovendien is de huidige verbinding nogal kwetsbaar voor storingen. De Nedersaksenlijn verbindt Emmen met de rest van Nederland, en is bovendien een belangrijke schakel in de verbinding met Duitsland.
Maar om de drie projecten te realiseren, moet het Noorden dus wel ruim drie keer zo veel huizen gaan bouwen, ongeveer een kwart van de landelijke bouwopgave voor de komende vijftien jaar. Voor die landelijke opgave is in de Randstad onvoldoende plek. Fleur Gräper, gedeputeerde voor D66 in Groningen, kan het weten, want zij groeide op in het Westen, tot ze voor haar studie naar Groningen kon verhuizen.
Een snelle trein op de Lelylijn kan de reistijd tussen Groningen en de Randstad met 40 minuten bekorten
„De stad houdt daar nooit op”, zo omschrijft ze het. „Terwijl je hier met tien minuten fietsen de stad Groningen uit bent en lekker in de wijde wereld fietst.”
Maar als Groningen en Drenthe samen in totaal bijna 100.000 huizen moeten bouwen, gaat dat dan niet ten koste van dat veel gewaardeerde landschap? „We zullen die bouwplannen wel zorgvuldig moeten inpassen”, erkent ze. „We willen de huizen zo veel mogelijk langs het spoor bouwen, want dan hebben de bewoners goed toegang tot openbaar vervoer.”
Achter die huizen moet het landschap open en groen blijven, benadrukt ze. „Het moet hier geen tweede Randstad worden. Het is natuurlijk ook belangrijk dat het Noorden een aantrekkelijk leefgebied blijft.”
Niet alle huizen hoeven in de buurt van de stad Groningen te komen. Gräper wijst er op dat er ook extra huizen in de omgeving van Veendam, Stadskanaal en Emmen kunnen komen, als die steden door de Nedersaksenlijn beter zijn ontsloten. Dit kan er toe leiden dat de bevolkingskrimp in deze gebieden minder zwaar uitvalt. Gräper stelt wel vast dat er in het samenwerkingsverband Groningen-Assen al volop wordt nagedacht over de vraag waar extra huizen kunnen komen.
Mede doordat de woningbouw na de financiële crisis van 2008 nagenoeg stilviel, is er nu sprake van woningnood. Gräper: „Door groei van de bevolking en doordat er meer alleenstaanden komen, zijn die extra huizen de komende jaren echt hard nodig. Tijdens de coronacrisis bleek wel hoe krap het allemaal in de Randstad is. Ik was heel blij dat ik niet in Amsterdam woonde. Daar zit je de hele dag in een appartement van 70 vierkante meter. Dan wil je ‘s avonds wel even naar het Vondelpark, maar dan is het daar dringen met 20.000 andere mensen.”
Volgens haar Drentse collega Cees Bijl profiteert heel Nederland er van als het Noorden beter ontsloten wordt en daar meer mensen gaan wonen en werken. „Als de economische potentie van Noordelijk Nederland ten volle wordt benut, dan groeit de waarde van de regionale productie van goederen en diensten met zo’n €24 miljard per jaar. Dan profiteren niet alleen wij van deze economische groei, maar Nederland als geheel.”