Lector meertaligheid Juana Duarte kritisch op de houding van 'jij-móét-Nederlands-praten' bij vluchtelingen. 'Door die doelstelling krijg je polarisatie'
Leg bij Oekraïense kinderen niet alleen maar nadruk op het leren van Nederlandse taal. Heb oog voor hun cultuur en taal. Dat betoogt Joana da Silveira Duarte (45), lector meertaligheid en geletterdheid van NHL Stenden.
Als de – van oorsprong Portugese – Joana Duarte op sommige scholen komt, schrikt ze zich een hoedje. Zó normatief, kinderen mogen alleen nog Nederlands praten en klappen dicht, zegt ze. „Ik ontmoette eens een meisje dat tegen mij eindelijk weer Spaans kon praten. Ze zat drie maanden in de klas, maar had nog nooit echt met iemand gecommuniceerd. Ik vroeg of ze ook een glas water wilde. Ze zei dat ze probeerde zo min mogelijk te drinken. Anders moest ze vragen of ze naar de wc mocht, en dat durfde ze niet. Dat is ongezond.”
Als deskundige voor meertalig onderwijs, staat haar telefoon deze dagen roodgloeiend. „Schoolbesturen vragen ons te hulp bij de opvang van Oekraïense kinderen. Gisteren belde er nog een school in Limburg”, vertelt Duarte.
Dat kan ze, want ze heeft ervaring te over. Zelf woonde ze jaren in Portugal, Griekenland en Duitsland. Ze spreekt allerlei talen en doceert meertaligheid op de pabo, waaronder bij de internationale pabo in Meppel, en bij de tweedegraads lerarenopleidingen. Haar colleges geeft ze op alle locaties van NHL Stenden, als universitair hoofdocent op de Rijksuniversiteit in Groningen en op andere onderwijsinstellingen in den lande. Woensdag hield ze een oratie op de Universiteit van Amsterdam, vanwege haar recente aanstelling als bijzonder hoogleraar Wereldburgerschap en tweetalig onderwijs.
Verdiep je in de taal
De crux van haar betoog is deze: niet zíj moeten louter aanpassen. Wíj ook. Scholen moeten omdenken: niet alleen Nederlandse taal aan Oekraïense kinderen, laat de kaaskoppen ook maar iets horen over dit Oost-Europese land. „Als juf probeert zich in de andere taal te verdiepen, geeft dat bij het kind een gevoel van veiligheid. Kinderen kunnen beter leren en zijn minder bezorgd dat ze dingen slecht uitspreken of begrijpen.”
Schoolkinderen met verschillende talige achtergronden die Duarte begeleidt, werken bijvoorbeeld met een taal van de week. Kinderen selecteren woorden in Dari, Turks, Engels of Spaans die medeleerlingen, ouders en juffen die week moeten leren. „Dat geeft ze het gevoel: jouw taal mag hier zijn. We leren van elkaar.”
Kinderen uit verschillende culturen verrijken elkaar. Om die reden vindt Duarte de nieuwe scholen die zich uitsluitend op Oekraïense kinderen richten, niet opportuun. „Dat is niet inclusief. Het zijn gewoon kinderen, laat ze alsjeblieft zo snel mogelijk in het reguliere onderwijs meedoen.”
Moedertaal belangrijk voor tweede taal
In de praktijk ziet Duarte nog altijd vaak dat docenten – met de beste intenties – voortdurend zeggen: „Praat ‘gewoon’ Nederlands”. Het idee is dan: hoe meer tijd je in een opdracht steekt, hoe beter je wordt. Dat klinkt logisch, maar taalkennis in het brein werkt ingewikkelder. Er is sprake van een ‘cross-linguistic transfer’. Dat betekent: veel input voor Oekraïens, verbetert ook je Engels of Nederlands. Hersenen hebben linken tussen talen.
Cijfers van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OECD) laten zien dat kinderen die extra onderwijs krijgen in de eigen taal, beter begrip van een nieuwe taal ontwikkelen, dan kinderen die vooral extra lessen krijgen in die andere taal. Bovendien is het beter voor het welbevinden van kinderen en pubers. Duarte: „Want als je keer op keer hoort: ‘Je moet extra les want je bent niet goed genoeg’, dan denk je: laat maar, ik kan het sowieso niet.”
Zaken als de Nederlandse inburgeringscursus bezorgen Duarte trouwens sowieso koude rillingen „De toon is: jullie moeten van óns leren hoe je je moet gedragen in onze beschaafde wereld. Door die doelstelling krijg je polarisatie.”
Hoe doe je dat?
Maar hoe kunnen scholen in de praktijk dan goed lesgeven aan de Oekraïense instroom? „Maak de meertaligheid zichtbaar in de klas. Vraag bijvoorbeeld steeds aan de kinderen: hoe zeg je dit, hoe zeg je dat.” Daarmee kun je ook ouders, of oudere broers en zussen betrekken. Zij kunnen de anderstaligen soms een beetje helpen.
Ook kun je volgens Duarte goed werken met taalbuddy’s. Kinderen van dezelfde taal moet je samen laten werken, dan versterken ze elkaar. Dat zag Duarte bijvoorbeeld in een klas in Joure met Koerdische jongens, die elkaar steeds uitlegden wat de bedoeling was.
Ook kunnen scholen hun bibliotheek aanpassen. „Want soms hebben kinderen gewoon even zin om iets in de eigen taal te lezen.”
Verbaasd
Duarte wil nog graag één ding kwijt. Ze is eigenlijk verbaasd dat instanties en scholen zich nú pas verdiepen in het zogeheten NT2-taalonderwijs (les met Nederlands als tweede taal). „Deze situatie met instroom van vluchtelingen uit Oekraïne lijkt nieuw, maar dat is het niet. Al sinds 2015 krijgt Nederland golven vluchtelingen uit uit Syrië en vorig jaar weer uit Afghanistan. Men reageert nu paniekerig, maar we hadden tóén al een goed systeem kunnen ontwikkelen om nu elk kind goed op te vangen.” De sectorvereniging voor het primair onderwijs, PO-Raad, gaf toen al het advies: benut de thuistalen van kinderen.
Daarbij hekelt Duarte de selectieve houding. Vluchtelingkinderen in voorgaande jaren, waren evengoed getraumatiseerde kinderen. „Maar nu willen wij blonde, blauwogige kinderen welkom heten. De rest is niet of minder welkom. Ik vind dat beschamend.”