Historicus Cees van der Kooij werkte tien jaar lang aan een papieren monument over Roden in de oorlogstijd. Zijn boek Roden 1939-1945 verschijnt vandaag. De aimabele historicus maakt het zelf niet meer mee, hij overleed in juli.
Vergeet de verhalen over grote feesten, Nederlandse vlaggen die uit hun verstopplek tevoorschijn worden getoverd en uitzinnige vreugde. De bevrijding van Roden verliep haast geruisloos.
‘De inwoners van Roden hebben geen idee wat zich op 13 april 1945 op het gemeentehuis heeft afgespeeld en slechts weinigen hebben meegekregen dat er Canadese wagens door Roden zijn gereden’, schrijft Cees van der Kooij.
‘Roden is bevrijd, maar het is vrijwel onopgemerkt gebeurd. Geen zware gevechten en geen binnenstormende Canadezen op tanks, die uitbundig onthaald worden.’
Geen vage herinnering
Van der Kooij schreef het oorlogsboek dat Roden nog niet had. De oorlog was en is soms nog steeds een beladen onderwerp in het zwijgzame dorp, waar buren elkaar in de oorlogsjaren nu en dan naar het leven stonden.
De Stichting Herdenken Noordenveld wilde voorkomen dat de oorlogsjaren een vage herinnering zouden worden. Van der Kooij werd jaren geleden door hen gevraagd om de lotgevallen van de Roner oorlogsslachtoffers na te gaan. Het werd het begin van zijn jarenlange betrokkenheid bij de Stichting en vormde de basis voor het omvangrijke boek.
‘Veel losgekregen’
De bevlogen historicus bezocht archieven door het hele land, deed zijn onderzoek nauwgezet en toonde zich prettig in het contact. „Cees was een heel vriendelijke en aimabele man. Hij werd snel vertrouwd door de mensen die hij interviewde”, zegt Erik Dijkstra van uitgeverij Van Gorcum in Assen.
„Hij geeft in het boek ook geen oordeel, hij vertelt het zoals het is geweest en noemt daarbij ook namen. Hij heeft veel informatie losgekregen”, prijst Dijkstra de schrijver. Het boek heeft een bijzondere opzet.
Van der Kooij kiest ervoor de maatregelen die de bezetter neemt steeds te vertalen op het niveau van de inwoners van Roden en schetst zo een breed beeld van de oorlog in het Drentse dorp. „Het boek is daardoor meer dan een lokale dorpsgeschiedenis”, meent Dijkstra.
Het boek Roden 1939-1945 is op 5 oktober gepresenteerd. Foto: Koninklijke Van Gorcum
‘Cadeautje’
Van der Kooij leverde in maart een volledig manuscript in. Alle correcties verwerken lukte niet meer, op 26 juli overleed hij op 80-jarige leeftijd. Dijkstra: „Ik ben hartstikke blij dat het boek er nu is en dat we hebben doorgezet. Voor Cees was het hartstikke belangrijk, hij is er tien jaar mee bezig geweest. En zoals zijn weduwe Ingrid zegt: Cees heeft een mooi cadeautje voor ons achtergelaten.”
Het boek is op 5 oktober gepresenteerd in Theater de Winsinghhof. Daarbij werden postuum, ook dankzij het speur- en uitzoekwerk van Van der Kooij, drie oorlogsonderscheidingen uitgereikt.
Een aantal bekende en minder bekende verhalen uit het boek Roden 1939-1945 uitgelicht.
De bominslag in het gemeentehuis
Wat alle inwoners van Roden meekrijgen van de oorlog zijn de overvliegende Britse vliegtuigen ‘s nachts, onderweg naar hun doelen in Duitsland. Ze zijn beladen met bommen en heel gevaarlijk.
Als ze worden gesignaleerd volgt een luchtgevecht en in het vuur van de strijd wordt soms een deel van de lading uitgeworpen. De gemeentelijke luchtbeschermingsdienst staat op de uitkijk om inwoners te waarschuwen bij gevaar.
Op 24 oktober 1941 gaat het echter mis. Om 22.00 uur ‘s nachts nadert een vliegtuig. In eerste instantie gebeurt niets bijzonders, dan klinkt een fluitend geluid. Vijf bommen vallen op Roden.
Het oude gemeentehuis van Roden, rond 1941 Foto: Koninklijke Van Gorcum
Dan gaat het mis
‘Het is een wonder dat de eerste vijf bommen niet op de bebouwing terechtkomen. Anders is dat met de zesde bom. Die veroorzaakt een enorme schade aan de achterzijde van het gemeentehuis, het gedeelte waar bode-conciërge Johannes van der Wiel met zijn vrouw woont’, schrijft Van der Kooij.
‘Het echtpaar is vroeg naar bed gegaan, maar wordt wakker van de herrie. Van der Wiel stapt naar buiten (...), om te kijken waar de explosies vandaan komen. Daar wordt hij getroffen door een scherf.’
De dokter komt ter plaatse en ziet dat de conciërge naar het ziekenhuis moet. De garagehouder rijdt Van der Wiel in een ambulance naar Groningen, maar onderweg overlijdt hij. Op 1 november 1941 wordt hij begraven.
De zevende bom van het Britse toestel houdt Roden nog lang in de greep. Achter café de Vries ontdekt men namelijk een bomkrater, maar geen bom. Die wordt, na drie weken onderzoek, pas op 26 juli 2016 op vijf meter diepte in de bodem van de Albertsbaan gevonden.
De dood van Tjebbe Date Homan
Tjebbe Date Homan sterft nog voor het uitbreken van de oorlog. Homan, die in 1905 is geboren in Oostwold, werkt op de melkfabriek in Roden. Als op 28 augustus 1939 de algehele mobilisatie wordt afgekondigd moet Homan zijn vrouw en dochter achterlaten. Hij moet naar Winschoten, waar hij lid wordt van een grenspeloton dat bij Nieuweschans de grens bewaakt.
Op zaterdag 13 januari 1940 gaat op de Booneschans bij Nieuweschans een oefening met springstoffen vreselijk mis. Soldaat Homan raakt zwaar gewond naar het Academisch Ziekenhuis in Groningen gebracht. Daar overlijdt hij twee dagen later. Ook een sergeant en twee andere soldaten overleven het ongeluk niet.
Op vrijdag 19 januari 1940 neemt Roden afscheid van het eerste oorlogsslachtoffer. Zijn weduwe is zwanger en bevalt in juni 1940 van hun tweede dochter. Zij krijgt de naam Tjebbina Date Homan.
De NSB-burgemeesters
Burgemeester Hugo Bloemerts is de jongste burgemeester van Nederland als hij als 25-jarige in 1934 wordt geïnstalleerd als burgemeester van Roden. Dat is hij nog steeds als de oorlog in Nederland uitbreekt.
Maar de partijloze burgervader wordt in 1941 door de Drentse Commissaris van de Koningin gevraagd om burgemeester te worden van Assen. Commissaris De Vos van Steenwijk hoopt daarmee te voorkomen dat een NSB’er het in de Drentse hoofdstad voor het zeggen krijgt. In Roden wordt na het vertrek van Bloemerts wel meteen een NSB’er geïnstalleerd.
Hendrik Roelf Bruininga is een in armoede vervallen landbouwer uit Veendam en NSB-lid van het eerste uur. Huisarts Juliano Pieters doet een oproep aan de inwoners van Roden om thuis te blijven bij de installatie van Bruininga.
Burgemeester Bloemers is bij het uitbreken van de oorlog burgemeester in Roden. Na de bevrijding keert hij nog een tijdje terug.
‘Blijf thuis!’
‘Tegen de wensch van het overgrote deel van de bevolking is een NSB-burgemeester benoemd’, schrijft hij in zijn pamflet, afgedrukt in het boek. ‘Blijf thuis, begeef u niet op straat, bedwing Uw nieuwsgierigheid’, roept de dokter -die zich heeft verdiept in de verschrikkingen van Hitlers bewind in Duitsland- op.
Bruininga ontpopt zich als actief pleitbezorger voor de NSB, NSB’ers uit het dorp noemen de burgemeester ‘commandant’. Als Bruininga in 1943 vertrekt naar Odoorn wordt hij opgevolgd door Hendrik Spijkerman. Die heeft veel minder bemoeienis met de NSB.
„Een anonieme getuige over Spijkerman: er gebeurde veel, heel veel, buiten hem om.” Ook schrijft van der Kooij: „Zijn belofte om een toegankelijke burgemeester te zijn voor de noden en behoeften van burgers maakt hij meermaals waar.”
Bruininga krijgt na de oorlog uiteindelijk een gevangenisstraf opgelegd van 12 jaar. Spijkerman, die zichzelf aangeeft, wacht tot augustus 1947 op zijn berechting. De rechtbank oordeelt dat hij niet opnieuw achter de tralies hoeft.
Burgemeester Hendrik Bruininga, 'commandant' van de NSB'ers. Foto via Koninklijke van Gorcum
De geboorte van de zogenaamde Wubbegien Baving
Stap voor stap voert de bezetter anti-Joodse maatregelen door. Een aangrijpende herinnering uit het boek is die van Jan Fonk over het wegblijven van zijn twee klasgenoten. ‘Hoe treurig wazzen wai toen juf ons vertelde dat Saartje en Loetje niet meer op school kwammen.. Die lege plakken in de klas kun je toen niet begriepen.’
Saartje Oudgenoeg en Levie Levij mogen niet langer naar de openbare school aan de Schoolstraat, maar moeten vanaf september 1941 met de tram naar de in alle haast opgerichte Joodse school in Groningen.
De kleine Joodse gemeenschap in Roden wordt verder uiteen gereten als de meeste mannen zich in juli 1942 moeten melden voor transport naar kamp Westerbork. De vrouwen blijven in verwarring achter en weten niks van het lot van hun echtgenoten. Tot in november ook zij worden opgeroepen voor transport.
NSB’ers bekeuren
Joela Heijmans-de Lange ontbreekt. Met haar man, de niet-Joodse marechaussee Koenraad Heijmans, duikt ze onder. Uit het boek: ‘Heijmans staat al snel bekend om zijn anti-Duitse en anti-NSB-houding. Hij bekeurt bij voorkeur NSB’ers, op één dag zelfs wel vijftien volgens Joela. Dat gaat opvallen en zijn NSB-chef waarschuwt hem. Dat is echter tevergeefs. In 1942 wordt Koenraad ontslagen.’
Via het verzet vinden ze een plek op het boerderijtje van landbouwer Gerhardus Baving aan de Korte Wijk in Nieuw-Roden. Het huis is alleen toegankelijk via de landerijen van buren en voelt als een veilige plek.
‘Ze leven bij de Bavings in volledige afzondering. Spinnen en breien worden hun hoofdbezigheden. Een enkele keer wandelen ze in het donker van de Korte Wijk naar het ouderlijk huis van Baving aan de Zulthe.’
Berty
Joela Heijmans-de Lange is zwanger. In 1940 is ze na een problematische bevalling bevallen van een zoon, die kort na de geboorte overlijdt. In juli 1943 wordt dokter Pieters opgeroepen voor een bevalling bij de Bavings in Nieuw-Roden. Joela Heijmans bevalt van een gezonde dochter, Berty. Voor de zekerheid wordt zij ingeschreven in het trouwboekje van de Bavings als baby Wubbegien.
Op 23 december 1944 worden Koenraad Heijmans en Gerhardus Baving opgepakt door de Landwacht. Joela Heijmans en de kleine Berty volgen begin januari. Zij worden naar Westerbork gestuurd, waar ze in april worden bevrijd.
Ze zijn de enige Roner Joden die de oorlog overleven. Koenraad Heijmans sterft in Duitsland. Gerhardus Baving keert nog terug, maar overlijdt in augustus 1945 aan de ontberingen die hij in een Duits kamp heeft moeten doorstaan.