Alok van Loon won dit jaar de Vrouw in de Media Award in Drenthe. Foto: Rens Hooyenga
Meten=Weten komt op voor een gezonde leefomgeving zonder pesticiden. De vereniging roept gemengde gevoelens op, maar desondanks won secretaris Alok van Loon uit Geeuwenbrug de Drentse Vrouw in de Media Award. Wie is zij?
Nee, het mag absoluut geen Alok van Loon-show worden, benadrukt Alok van Loon. Die Award is leuk en aardig, maar ze hoeft niet zo nodig in de spotlights. „Met mijn boek ‘Vrouwen van Srebrenica’ stond ik in de publiciteit. Nu ben ik iemand die op de achtergrond dingen regelt, ik ben niet eens woordvoerder. Ik hoef niet in the picture, mijn carrière is achter de rug.”
Telefoon van Jan Marijnissen
De prijs verbaasde haar. Zelfs toen ze werd genomineerd, dacht Alok van Loon dat ze een grap met haar uithaalden. „Datzelfde had ik ook toen ik op een zondagochtend werd gebeld door Jan Marijnissen. Die wilde met me mee naar Srebrenica. Toen zei ik na een tijdje: zeg nou maar wie je écht bent.”
En het gaat volgens Alok van Loon ook niet om Alok van Loon, maar om ‘de goede zaak’. „De mensen hebben niet gestemd omdat ze mij kennen, maar omdat ik symbool sta voor al die mensen die zich zorgen maken over een schone leefomgeving en door de overheid niet gezien worden.”
Alok? Of Marjon?
Maar wie is dan Alok van Loon?
Alok van Loon werd op 23 augustus 1952 als Marjon Louise Smit geboren op Hato, Curaçao. Haar ouders werden geboren in Meppel, maar vertrokken vlak na de Tweede Wereldoorlog naar de Overzeese Gebieden. „Mijn vader was piloot en werd luchtverkeersleider op een piepklein luchthaventje. Ik ben geboren in een barak naast het vliegveld. Het was er armoedig en nog helemaal niet toeristisch. We groeiden op in de kunuku.”
Marjon beleefde er een prachtige tijd. In 1965 verhuisde het gezin naar Nederland. De bootreis duurde dagenlang. Tweemaal eerder was ze in ons land geweest; dat was tijdens ‘verlof’ van haar vader. Toen ze 3 en toen ze 10 was, verbleef ze zeven maanden in Lochem. „Daar gingen we in 1965 ook wonen. In een oud huurhuis, middenin een bos.”
Meppel: hoofdstad van mijn leven
Eindelijk was ze terug bij opa’s en oma’s, bij ooms en tantes, die in en rond Meppel woonden. „Meppel was de hoofdstad van mijn leven, het centrum van het universum, het enige dat we wisten.”
Studies brachten haar in Eindhoven, waar ze na de middelbare meisjes school de sociale academie afrondde. Ze kwam terecht bij jeugd- en jongerencentrum De Effenaar – het Paradiso van het Zuiden – en belandde in de muziekindustrie. Ze organiseerde jamsessies en concerten.
„Toen heb ik het creatieve, snelle denken geleerd. Om mensen naar jouw concerten te krijgen, bedacht je grapjes om pr te maken. Een keer zag het weer er niet goed uit en we waren bang dat de mensen niet naar ons buitenconcert zouden komen. We benaderden Indianen die in Nederland woonden en zij deden een regendans. Zo kreeg je pers en dus aandacht voor je concert.”
‘Een beetje zoals Mieke Telkamp’
Maar werken met muzikanten in de jaren zeventig bracht ook een keerzijde met zich mee. „Ik sliep slecht, at slecht, gebruikte drugs. Toen ik rond de 30 was, vroeg ik me af: waartoe, waarom? Een beetje zoals Mieke Telkamp. Hier ben ik toch niet voor geboren? Ik ga toch niet mijn hele leven achter een stel verwende muzikanten aanlopen?”
Klaar met de muziek kwam ze tijdens een meditatieweek terecht in Uffelte. Daar ontmoette ze Evert van Loon. „Tijdens die week praatte je niet over wat je deed of wat je was. Ik heb altijd geweten dat Evert mijn partner was. Na afloop vroeg ik hem: wat doe je eigenlijk? Hij zei: Ik ben saxofonist. Karma. Dat was 42 jaar geleden. En we wonen hier in Geeuwenbrug nu 42 jaar.”
Marjon zette abrupt een streep onder haar leven met muziek en sloot die periode af door een nieuwe naam aan te nemen: Alok. „Dat betekent ‘licht’. Die naam kreeg ik 42 jaar geleden van een boeddhistische leraar. Marjon gebruik ik niet meer. Niemand kent me anders dan Alok, ook Evert niet. Ik praat er ook niet over. Interessant? Tsja, ik leef niet om interessant te zijn.”
‘Eén groot industrieterrein’
Meten=Weten is ook niet haar levensmissie. Het kwam in 2018 op haar pad, toen de politieke partijen in Westerveld het onderwerp pesticiden en bollenteelt wéér op de lange baan wilden schuiven. „Er werd alsmaar gezegd: er is niks aan de hand, waar maken jullie je druk over? Toen dacht ik: ik ben pensioengerechtigd, ik heb de tijd, misschien moet ik het maar doen. Met de insteek: jongens, als we niks vinden, dan hebben we ons vergist.”
Metingen baarden de groep meer en meer zorgen, daarbij gesteund door wetenschappers, hoogleraren en professoren. „Dan kun je niet stoppen. Jij wilt toch ook dat jouw kinderen gezond zijn? Ja, het kost veel tijd: zomaar een paar uur per dag. Wat het me oplevert? Zo kan ik niet denken. Stel je voor dat we allemaal zouden zeggen: we doen niks. En we worden met z’n allen ziek. Het is juist fantastisch dat mensen opstaan en zeggen: er is iets belangrijkers dan economie. Als er geen burgers meer opstaan, wordt heel Nederland één groot industrieterrein.”
‘Ik wil uit die arena’
De strijd van Meten=Weten roept controverse op; bollentelers en boeren voelen zich rechtstreeks aangevallen. Tot grote spijt van Van Loon: „We richten ons niet tegen telers en boeren, maar tegen een overheid die zijn eigen wetten niet handhaaft. Ja, de lelieteler heeft rechten, maar is de buurman met een camping minder belangrijk? We proberen nooit te kwetsen. Het gaat niet om de poppetjes, maar om het systeem.”
Alok van Loon hoopt met heel haar hart dat de strijd niet polariserend wordt. En de overheid heeft een grote rol in het voorkomen daarvan, meent ze. „Als de overheid niets anders doet dan boeren en burgers samen de arena insturen met de opdracht: ‘kom er samen maar uit’, dan krijg je meer en meer polarisatie. Ik wil uit die arena. Wij willen een overheid met een visie, een overheid die opkomt voor onze gezondheid. Maar de overheid doet het niet.”
Net als roken
Haar drie (stief)dochters en zes kleinkinderen zijn trots op haar. Het steekt Van Loon dat mensen Meten=Weten zien als een groepje ‘groene terroristen’, maar bang voor bedreigingen is ze niet. Stoppen doet ze pas als de strijd gestreden is. „Ooit praten we over pesticiden net als over roken. En zeggen we tegen elkaar: dat we dát onze kinderen ooit hebben aangedaan.”