Arjen Robben in gesprek met hoogleraar Nico van Yperen. Foto: Corné Sparidaens
Arjen Robben is komend seizoen trainer van FC Groningen Onder-14. De voormalige vedette geeft alvast een voorproefje van zijn aanpak. „Samen douchen, ouwehoeren, dat is ontzettend belangrijk.”
Hij is 41 jaar, vader van een jong gezin en een aantal jaar jeugdtrainer van spelers die opgroeien met een smartphone in de hand. Maar van die telefoontjes moet Arjen Robben dus weinig hebben, en zeker niet op zijn werkterrein: de jeugdopleiding van FC Groningen. „Veranderingen in de tijd moeten we niet zomaar accepteren. Al die prikkels, de sociale media, de eigen telefoontjes; dat is een uitdaging”, zegt de oud-international vrijdagmiddag op een wetenschappelijk congres in Euroborg.
„Bij FC Groningen kunnen we daarin nog wel een stap zetten, vind ik. Je komt hier voor de gym, je gaat iets voor jezelf doen of je gaat het veld op. Maar tegenwoordig is het eerste wat na een training gebeurt: die telefoon pakken. Dat kutding heb je helemaal niet nodig op de club. Samen douchen, ouwehoeren, dat is ontzettend belangrijk.”
Gezellig kletsen
In gesprek met Nico van Yperen, hoogleraar sportpsychologie aan de RUG, vertelt Robben vrijdagmiddag over zijn aanpak bij Be Quick 1887, waar hij in 2022 kampioen wordt met de Onder-14. „Als we naar een uitwedstrijd moesten, dan mochten de jongens het eerste deel van de reis ontspanning zoeken op hun telefoon of online een spel doen. Maar dertig minuten voor aankomst leverde iedereen zijn telefoon in. Dan was het tijd voor sociale interactie en gesprekken. Je moet voor en na een wedstrijd gezellig kletsen met elkaar.”
„Normaal gedrag” lijkt voor de voormalige stervoetballer de basis van alle ontwikkeling. „Al weet ik niet zeker of dat nu nog zo normaal is: op tijd komen, goede omgangsvormen, je spullen voor elkaar hebben. Daar is elke speler zelf verantwoordelijk voor.”
Ik vergat ooit mijn voetbalschoenen. ‘Fiets maar naar huis’, zei mijn vader
Thuis in Bedum kreeg Robben die discipline van jongs af aan mee. „Ik vergat ooit mijn voetbalschoenen. ‘Fiets maar naar huis’, zei mijn vader. Ik ging als een malle, maar was in de rust pas terug en mocht nog eventjes meedoen. Wel gewonnen, trouwens. Tegenwoordig zijn we in dat soort dingen misschien wat te lief. Als mijn zoon straks zijn schoenen vergeet, dan is dat zíjn probleem. Fouten maken mag, dat willen we juist, zolang de jongens ervan leren.”
Leven als een topsporter
De drie leerlijnen van FC Groningen zijn daarbij belangrijk, zegt Robben. „Het voetbal, het bewegen als atleet, en als meest interessante: het leven als een topsporter. De mentale kant van het verhaal, díe bepaalt of je iets gaat bereiken. In Groningen zeggen we dan: als er maar een goede kop op zit. Je moet zien wat een sporter wil en hoe hij met zichzelf bezig is. Niet obsessief, want plezier moet vooropstaan bij kinderen, maar in die houding ga je snel onderscheid zien. De echte winnaars blijven doorgaan tot de laatste snik, ongeacht de omstandigheden.”
Arjen Robben bij het TopsportZorgCentrum op Corpus. Foto: Jan Kanning
„Uiteindelijk zullen misschien twee of drie spelers doorbreken, maar iedereen moet die kans krijgen. Wij moeten een omgeving creëren waarin elke speler het maximale uit zichzelf kan halen. Dat moet mij voldoening geven. Interessant is de balans tussen de achtergrond van een speler en de rol van een coach. Jouw thuissituatie, jouw school, jouw voetbalclub: die vormen jou als klein mensje. Kun je topsportgedrag dan nog aanleren als trainer? De speler moet het uiteindelijk oppakken.”
Veerkracht na blessureleed
Het symposium van Sport Science Innovation Groningen waar Robben spreekt, staat in het teken van veerkracht en prestatiegedrag. Projectleider en hoogleraar Ruud den Hartigh presenteert er de resultaten van jarenlang onderzoek bij FC Groningen, PSV en Vitesse. Bijvoorbeeld naar zelfvertrouwen en mentaal welzijn na blessureleed.
Robben, met een minzame glimlach: „Of het gebruik van data meerwaarde heeft? Ik zit er een beetje tussenin. Gezond verstand, je eigen gevoel, daar moet je ook wat mee. Maatwerk is belangrijk. Als ik terugkwam van blessures, dan ging ik als een gek aan het werk in de gym en op het veld. Mijn instelling was: ik ben terug, bam! Misschien was ik mentaal wel sterker dan voor die blessure.”
„Daar heb ik verder nooit hulp bij gehad, behalve dan van dokters, fysio’s en fysiektrainers. Blessures konden mij wel onzeker maken, maar daar sprak ik altijd goed over met mijn vrouw of mijn ouders. Het is belangrijk om je niet alleen door data te laten leiden, je niet een bepaalde kant op te laten praten als je zelf iets anders voelt. Kijk de speler in de ogen, dat zegt ook veel.”