Het moet in de late jaren 70 geweest zijn, dat ik met twee vrienden, die we – omdat ze zo heetten – Hans en Paul zullen noemen, een paar dagen naar Duitsland ging.
We hadden alle drie even genoeg van de stadse beslommeringen, en wilden ergens heen waar niemand ons kende. Ook werd ieder van ons geteisterd door een gebroken hart, en wij hoopten dat een verandering van omgeving daar heilzaam op zou uitwerken.
Hans was in het bezit van een degelijke automobiel, die hij zelfs met een slok op onberispelijk bestuurde; in die dagen, jongelui, werd er nog flink gedronken in het verkeer, en ofschoon dat ook toen al strafbaar was, controleerde de politie veel minder dan tegenwoordig. Daarneven had Hans als enige een echte, goed betalende baan, en bood hij grootmoedig aan het uitje te bekostigen.
Beklagenswaardig
Het was in het voorjaar, en schitterend weer. Dat was niet aan ons besteed, want de uitbundige natuur contrasteerde met onze zoals aangegeven beklagenswaardige gemoedstoestand. Hans lag in scheiding, Paul was door zijn vriendin op straat gezet, en ik had me, zoals het een dichter betaamt, binnen een driehoeksverhouding danig in de nesten gewerkt.
Na een voorspoedige rit belandden we in een schilderachtig gehucht, waar plaats voor ons bleek te zijn in de herberg. We nestelden ons in derzelver lustwarande, en bestelden, telkens als de uitbater in zicht kwam „Drei halbe Liter, und setzen Sie gleich neun Schnaps dazu!” We wilden ons niet als Hollandse kaaskoppen laten kennen.
Na de eveneens kwistig besproeide avondmaaltijd volbrachten we nog een wankele dorpswandeling, waarna we onze slaapvertrekken opzochten. Midden in de nacht kwam er opeens zeer harde muziek uit de kamer van Hans, wat tot een getergd RUHE!-geroep op de gang leidde. Hij stond, toen ik binnentrad, in zijn ondergoed dirigerende bewegingen te maken, terwijl zijn cassetterecorder op volle kracht Why do I use my paper, ink and pen? van William Byrd ten gehore bracht.
‘Spätstück’
‘s Ochtends verontschuldigde Hans zich bij de herbergierster. „Ja’’, sprak deze, „der Gast war böse!” Paul kwam enige uren later naar beneden, een spreekwoordelijk geworden neologisme bezigend: „Ich hätte gerne ein Spätstück.” Daarna gingen wij de omgeving nader verkennen.
Bij een idyllisch gelegen dodenakker lazen we op een bordje: Bitte keine Abfälle auf oder neben dem Friedhof werfen. Im Laub vergraben. Ik liet mij onmiddellijk, op de grond liggend en bedolven onder bladeren, door Hans fotograferen. De hele excursie werd door hem op de gevoelige plaat vastgelegd, wat destijds nog met een heus toestel moest. Bij het terugkijken ontdekten wij dat er slechts één plaatje was waarop Paul geen glas vasthield, al vertoonde zijn rechterhand wel de daartoe benodigde houding.
Andere zoon
Na enige dagen keerden wij terug via een route die langs het stadje voerde waar mijn ouders woonden, en het leek mij een puik plan die, hoewel de avond al flink gevorderd was, te noden met ons iets te drinken in een plaatselijke gelegenheid. Gegeneerd vanwege de kennelijke staat waarin ik verkeerde, deed mijn vader tegenover het personeel of niet ik, maar Hans, die als chauffeur nog het toonbaarst oogde, zijn zoon was.