Met een groep collega’s ben ik per trein op weg naar een conferentie. We spreken over actuele gebeurtenissen waaronder de volslagen krankzinnige verwoesting van Gaza en het hemeltergende lijden van de inwoners daarvan.
„Ik denk dat de hel er ongeveer zo moet uitzien’’, zegt iemand. Waarop een ander reageert met: ,,En toch valt me op dat ik bij die beelden minder voel dan bij de beelden van de verwoestingen en doden uit de Tweede Wereldoorlog. Gek eigenlijk, dat de actualiteit je emotioneel minder aangrijpt dan het verleden.’’
Een ander: „Nee, psychologisch is dat niet gek, wel veelbetekenend. Want stel je voor dat wij voor de televisie zittend ons zo zouden inleven in het Gaza-drama dat we daar werkelijk van over onze nek zouden gaan. Dan zouden we emotioneel klem komen te zitten. Want dat drama voltrekt zich nú, dat weten we. Er is dus geen andere mogelijkheid om die emoties af te sluiten dan om onze handen voor onze oren en ogen te slaan, radio en televisie acuut uit te zetten en de krant te verbranden.”
Ego-ideaal
Maar zelfs dan, het feit dat we weten dat die godsgruwelijke oorlog voortwoedt en wij hier ‘werkloos’ doorleven, doet ons onvermijdelijk slecht over onszelf voelen. We doen immers niets om het lijden te stoppen dat we gevoelsmatig kunnen meelijden. Dat is strijdig met het beeld, het ego-ideaal zoals dat heet, waarin de meesten van ons van zichzelf hopen te kunnen geloven, namelijk zorgzame mensen te zijn die medemensen in nood niet laten stikken.
Om die aantasting van ons zelfbeeld tegen te gaan, maken we haast automatisch gebruik van een psychisch verdedigingsmechanisme: in plaats van de oorlog te stoppen, stoppen we onze inleving. Zo blijft het het probleem van de Gazanen en de Israëliërs. Wreed geformuleerd: ze zoeken het maar uit daar. Wij kunnen er toch niks aan doen.
Tweede Wereldoorlog
Hetzelfde mechanisme werkt ook als we naar beelden van de Tweede Wereldoorlog kijken, maar dan met precies het omgekeerde emotionele effect. Bij die beelden kunnen we ons emotioneel voelen, ons inleven, want het is allang voorbij, dus valt er voor ons niets meer te doen. We hoeven onszelf niet in gebreke te stellen. Integendeel, we kunnen nu zelfs tegen onszelf zeggen dat we emotioneel betrokken, goede mensen zijn want we blijven bepaald niet onverschillig bij het lijden van anderen toendertijd.
In plaats van de oorlog te stoppen, stoppen we onze inleving
Alleen is dat wel een betrokkenheid die tot niets meer verplicht. De reden dat zoveel Nederlanders, inclusief de Nederlandse overheid, in de jaren direct na de oorlog vaak zo bot, met zo weinig inleving, reageerden op de overlevenden van de kampen, is dat intense inleving in dat enorme lijden tot te veel verplicht zou hebben. In ieder geval tot veel meer dan we bereid waren te geven. Veel kampoverlevenden hadden daarom deze ervaring gemeen: teruggekeerd uit de Duitse dood maar niet welkom in het Nederlandse leven.
Inlevingsplicht
Ik vrees dat voor talloze Gazanen (en in hun voetspoor straks ontelbare Iraniërs) over niet al te lange tijd zal gelden: gevlucht voor de Israëlische dood maar niet welkom in een ander leven.
En toch, overtuigd dat de Israëliërs het recht hebben zichzelf te verdedigen, ben ik er ook van overtuigd dat zij de plicht hebben diegenen te ontzien die te zwak zijn om zichzelf en hun dierbaren te verdedigen.
Voor die inlevingsplicht is het nooit te laat. En waar dat per ongeluk wel te laat blijkt, is het in ieder geval nooit te laat voor deze twee majestueuze woorden: ‘Vergeef ons’.