Het sneeuwde in Nederland, dus zette ik de sneeuwtelevisie aan. Het is een bijzonder apparaat. Het is precies even groot als mijn keukenraam, het hangt ook op precies dezelfde plek als mijn keukenraam, alleen heeft het een totaal andere uitwerking.
Want waar ik vaak amper uit mijn keukenraam kijk, er geen acht op sla, het alleen maar nader om een potje kruiden uit de vensterbank te pakken of de radio aan te zetten, is mijn keukenraam wanneer het voor sneeuwtelevisie speelt opeens een apparaat als een grote broer die alle potjes kruiden, de afzuigkap, de messen in het messenblok op het aanrecht en ja, ook mij, tot grote kalmte maant. Vlokken vallen. Ik laat het keukenlicht uit, zodat ik de sneeuwtelevisie nog beter kan zien.
Kribbe op de afwasmachine
Dit is het magische van sneeuwtelevisie: hoewel sneeuw niets menselijks heeft, het allang viel voordat er ook maar één Neanderthaler zijn harige voet in de krakerige laag zette, roept het vallen van sneeuw toch allerlei diepmenselijke associaties op. Allereerst Kerstmis natuurlijk, hoewel we al sinds jaren geen witte kerst meer hebben gehad. Toch zorgt het zachtjes neerdwarrelen van die vlokken op schuttingen, fietszadels en langs het licht van de straatlantaarns verderop ervoor dat er kerstkoren bij mijn aanrecht zachtjes beginnen te zingen, kerkklokken onder mijn afzuigkap luiden, er op de afwasmachine opeens een kleine ezel, een os en een kribbe staan.
En daarna volgen de schaatstochten, de rode neuzen, het trekken van een slee met zo’n met was omhuld oranje touw, het oppakken van de eerste sneeuw van een autodak om er een sneeuwbal mee te maken, maar daar direct spijt van krijgen, want je handen tintelen pijnlijk van de kou. Al die dingen gebeuren direct en tegelijk als je naar sneeuwtelevisie kijkt, alleen dan wel veilig met je voeten op de vensterbank, vanaf de stoel die je voor de sneeuwtelevisie hebt gezet.
Binnenkant van je hoofd
Maar als je lang genoeg naar sneeuwtelevisie kijkt, verdwijnen ook die associaties weer. Dan wordt sneeuw slechts sneeuw die valt en niets meer. Het is hetzelfde als met heel oude Chinese poëzie, het kijken naar de uitlopers van een knotwilg in de wind in de zomer terwijl je met je buik op een badhanddoek, het luisteren naar onweer terwijl je veilig binnen tussen dekens ligt: op een gegeven moment is het niet alleen meer buiten, het is er ook aan de binnenkant van je hoofd. De sneeuw dwarrelt aan beide kanten van het raam.
Briesend
En eigenlijk wilde ik deze week een politieke column schrijven. Een column die met zijn vuist op tafel mepte, briesend uit de krant opsteeg, want er was weer zoveel gebeurd in de Nederlandse politiek. Maar alle woorden die ik erover schreef klonken hol, al door andere mensen gehaaider en slagvaardiger gebruikt, ook door mij al eens eerder gezegd.
Het enige wat ik nog kon toevoegen was het beeld van een parlement waar fractieleiders met het rood voor de ogen tegenover elkaar staan, ministers hautain en met unverfroren glimlachjes koekeloeren, de minister-president met honderden paperassen onder zijn arm de ene na de andere flater begaat. En dat het dan langzaam, zomaar, uit het plafond van het parlement begint te sneeuwen. Iedereen stilvalt. Er een wit laagje op het spreekgestoelte wordt gevormd. Iemand het koud krijgt, een ander zijn sjaal uitleent.