Iedere keer als in de media de naam Pieter Omtzigt opduikt, verwacht ik ook een term tegen te komen als overspannenheid, oververmoeidheid of burn-out.
De voorman van NSC (Nieuw Sociaal Contract) heeft meerdere keren om aldus aangeduide gezondheidsredenen zijn werkzaamheden neergelegd. Degenen in de partij die hem nu vervangen zeggen dat hij zal terugkeren ‘zodra hij weer op kracht is’.
Wat ze bedoelen is dat hij de stress die regulier met zijn positie gepaard gaat nog niet voldoende aankan. Kortom, Pieter Omtzigt gaat nog gebukt onder te hoge negatieve werkstress.
Klopt die diagnose?
Het juiste antwoord hangt natuurlijk af van wat je onder werkstress verstaat en wat hogere of lagere werkstress bepaalt.
Een aantal jaren geleden deed ik op verzoek van meerdere ministeries samen met collega’s van TNO een onderzoek onder ruim 14.000 werkende Nederlanders naar het voorkomen van werkstress (kijk op tno.nl en zoek op ‘Werken onder druk’). Specifiek probeerden wij de volgende vraag te beantwoorden: hoeveel mensen hebben werk dat zo stressvol is dat hun welbevinden en arbeidsgeschiktheid er door wordt bedreigd?
Wij stelden vast dat grofweg 1 op elke 9 werkenden zich dikwijls mentaal uitgeput of opgebrand voelt door het werk. Is dat ook van toepassing op de huidige toestand van Pieter Omtzigt? Ik sluit het bepaald niet uit maar afkerig als ik ben van diagnoses op afstand schort ik mijn oordeel daarover vooralsnog op.
Wat ik niet opschort, is mijn vermoeden dat er een grote en chronische kloof bij Omtzigt bestaat (of tot voor kort heeft bestaan) tussen zijn draaglast en zijn draagkracht. En dat het van groot belang en nut voor hem is na te gaan of hij regulier te veel deed en mogelijk nog doet en te weinig rust, te weinig sabbat (= rust) houdt.
Reden om hem te vertellen over de ontmoeting van Alexander, de grote veldheer en Diogenes, de grote wijsgeer, die ruim drie eeuwen voor onze jaartelling leefden.
Alexander: „Als ik ooit opnieuw geboren zou worden, zou ik God vragen in plaats van me Alexander te maken, als Diogenes te mogen leven.”
Diogenes: „Maar wie belet je om dat nu meteen te doen?”
Alexander: „Ik ben op weg om India te veroveren en daarna de rest van de wereld.”
Diogenes: „En dan?”
Alexander: „Dan ga ik thuis rust nemen.”
Waarop Diogenes in lachen uitbarstte: „U bent gek! Ik neem NU rust. Ik heb de wereld niet veroverd. Ik zie er ook de noodzaak niet van in. Wie heeft u wijsgemaakt dat je eerst de wereld moet veroveren? Laat ik je dit zeggen. Op deze manier zul je nooit rust kennen. Je zult onderweg sterven. Iedereen sterft onderweg.”
Jaren later, nog altijd onderweg, sterft Alexander, naar verluidt op dezelfde dag als Diogenes.
Alexander: „Zo komen we elkaar dus weer tegen: keizer en bedelaar.”
„Dat is waar”, antwoordt Diogenes, „maar wie is hier bedelaar, en wie keizer? Ik heb mijn leven volledig geleefd, ik heb ervan genoten en niet uitgesteld wat ik het belangrijkste vond. Ik kan de dood onder ogen komen zonder de gedachte dat ik te vroeg ben gestorven. Maar jij kunt de dood niet in de ogen kijken, dat zie ik duidelijk. Je kunt van schaamte zelfs mij niet recht in de ogen kijken. Je weet niet eens zeker hoeveel van je leven nu verknoeide inspanning is geweest en hoeveel niet.”