Twee weken geleden schreef ik op deze plaats de column ‘Als je kind zich voor jou dood houdt’. Me op dat moment niet of nauwelijks bewust van wat ik daarmee naar mij toehaalde. Naïef misschien.
Terugkijkend heb ik er absoluut geen spijt van, ofschoon ik mezelf veel extra werk op de hals heb gehaald. Want ik heb weer eens ingrijpend ervaren wat een column kan losmaken.
Het begon al met reacties van lezers op het woord dood in de titel: ‘Heftig, te heftig’; ‘Ik schrok ervan’, en daarna volgde al snel een groot aantal uitvoerige reacties, niet zelden pagina’s lang.
Angst en herhaling van verdriet
Eén daarvan sprong eruit. Een lezer schreef dat ik de column niet had moeten schrijven. Want deze had niet alleen angst bij hem opgeroepen (‘voor dat het nooit meer goed komt tussen mij en mijn kind’) maar ook, en vooral, een herhaling van verdriet over alle mislukte pogingen het contact tussen hem en zijn kind te herstellen.
Verdriet dat recent was toegenomen sinds hij te horen had gekregen dat hij als gevolg van een dodelijke ziekte waarschijnlijk binnenkort zou sterven. Het idee dat dit zou gebeuren zonder herstel van contact met zijn kind was voor hem bijna niet te dragen en de pijn ervan vaak te groot om met anderen te willen delen, zeker als het relatief vreemden betrof (zoals medische hulpverleners). Hij vroeg mij om hulp daarbij.
Hij was overigens bepaald niet de enige met een hulpverzoek. In minstens de helft van de vele reacties vragen lezers om hulp, niet zelden zelfs heel specifiek. Zoals een van hen het treffend verwoordde: ‘Ik verlang naar expertise, niet per se voor het bewerkstelligen van verzoening of contact tussen mij en mijn kind, maar voor het goed hanteren van, omgaan met en vooral goed communiceren over de situatie zolang dat niet zo is.’
Dreigende gevoelens van depressie of agressie
Sommigen blijken daarmee zelf al een begin te hebben gemaakt of hebben er een vorm voor gevonden. Zoals een ‘stille correspondentie’ met hun kind of een boek schrijven aan diegene. Zodat het kind later mogelijkerwijs antwoorden kan vinden op vragen die niet gesteld werden of niet gesteld mochten worden.
Zo’n aanpak blijkt ook zinvol voor het hoofd bieden aan voortdurend dreigende gevoelens van depressie of agressie waarmee veel ouders van ‘zich dood houdende kinderen’ bij tijd en wijle of chronisch kampen.
Zo ben ik frequent gevoelsuitdrukkingen tegengekomen als: ‘Ik rouw maar verwacht niet meer dat daar ooit een einde aan komt’; ‘Mij is de toekomst ontnomen, kleindochter en kleinzoon zal ik nooit meer zien’; ‘Voor mij is niets meer belangrijk. Leven is totaal zinloos geworden’; of: ‘Ik ben ontzettend boos op mezelf om wat ik verkeerd heb gedaan en op anderen die het alleen maar erger hebben gemaakt, maar daar heb ik nu niets meer aan.’
Denken is communiceren met onszelf
Ik ben inmiddels begonnen om ouders met zulke niet-helpende gedachten te leren die te stoppen en vervangen door helpende gedachten. Want daar moeten we het toch van hebben.
Immers: van alle gesprekken in ons leven zijn niet die met onze kinderen of anderen de allerbelangrijkste, maar die met onszelf. Want denken is op de eerste plaats communiceren met onszelf, en we moeten ons bewust blijven maken dat we kunnen denken/voelen wat we willen.