Op de kapotgevaren brug, in het donker, was het net alsof ik een spook zag. Dat was niet zo, ze was het echt.
Toen ik haar voor het laatst zag was de brug nog heel en waren we beter bestand tegen dit soort late uurtjes met drank in de benen. Ik dacht dat ze in België woonde en ineens liep ze hier.
Ze kwam me tegemoet. Omdat de gewone brug stuk was, twee jaar geleden aangevaren door een Oost-Europese binnenvaartschipper, waren we aangewezen op een van de loopbruggen aan de zijkant. Zij liep tegen de richting in, van haar kant af had ze eigenlijk rechts aan moeten houden.
Als ze netjes had gedaan zoals het hoorde, waren we elkaar misgelopen. Maar ze was nooit zo netjes geweest.
,,Ik hoorde ergens een paard”, verklaarde ze haar gekozen weg.
Dat klonk gek, midden in de nacht op een brug over het kanaal in de stad. Pikzwart water, lichtjes in de verte, aan één oever kakelverse nieuwbouw, aan de andere wat vage bosjes en gras.
Ik had er nog nooit een paard gezien, maar dat kon aan mij liggen. Als ik op de fiets zit ben ik nogal doelgericht. Zij luistert meer naar haar omgeving.
,,Ik dacht dat ie misschien ergens zat opgesloten. Maar ik kon niks vinden.”
Ze glimlachte verontschuldigend. We hadden elkaar daarvoor al gevraagd hoe het ging en hadden ‘goed’ gezegd, ook al zagen we heus wel dat het anders was. We zijn allebei slecht in doen alsof, daarom vinden we elkaar ook aardig.
Op een donkere brug over het kanaal kun je soms beter zoeken naar een spookpaard dan naar de laatste jaren van je leven.
We keken naar het water onder ons. Het stroomde niet, het was een kanaal. ,,Ik dacht dat je in België woonde”, zei ik.
,,Ja”, zei ze. ,,Dat was zo.”
Ineens moest ik denken aan Pippi Langkous. Het was iets met het paard, en hoe zij was. De hang naar avontuur.
,,Nou”, zei ze. ,,Ik ga maar weer.”
Ik bleef nog even staan. Er verscheen geen paard, maar dat deerde niet. De nacht was al veranderd.