Op weg naar het ziekenhuis vroeg mijn schoonmoeder wat ik er nou van vond, al die jongeren met messen op straat.
,,Dat is toch erg?’’
Omdat ik nooit zo snel mijn mening klaar heb, zelfs niet over messen, hield ik nog maar even mijn mond. Werkt bij mijn schoonmoeder altijd, die praat wel door.
,,Het zijn nog kinderen, hè. Ik vind dat verschrikkelijk.’’
Natuurlijk vond ik het net zo verschrikkelijk, maar ik vind zo veel dingen verschrikkelijk dat ik niet altijd zin heb om erover te praten. Dus ik zweeg.
Het leek me ook niet het moment om te vertellen dat haar kleinzoon, die wij nog onschuldig achten maar ondertussen blijkbaar allang oud genoeg is om een mes te dragen, in een knokpartij was beland op straat.
Ze maakte zich al druk genoeg om de kinderen die ze niet kent.
In de wachtkamer van het ziekenhuis moesten we zitten op stoelen die in paartjes tussen doorzichtig plastic schermen waren geplaatst. Het voelde als iets uit een andere tijd.
,,Ik ga ’s avonds niet meer over straat, hoor’’, zei mijn schoonmoeder.
,,Ik wel’’, zei ik.
,,Ja, jij wel.’’ Ze knikte.
Tegenover ons worstelde een fragiele moeder met de ziekenhuisrolstoel waarin haar grote volwassen zoon zat. Ze had zweetdruppels op haar voorhoofd staan.
,,Het zijn rotdingen’’, zei een vrouw die tijdens het toekijken haar voeten behulpzaam had ingetrokken.
We zaten op de afdeling oogheelkunde. Een vrouw leidde haar blinde man naar de balie om zich te melden. ,,Hier zit iemand’’, zei ze, en liet het verder aan hem.
Ik dacht aan het boek dat mijn knokkende puber voor Nederlands had moeten lezen. Het ging over een jongen die blind raakte door een auto-ongeluk en daarna zelfmoord pleegde.
Zoon vond dat de hoofdpersonen maar vreemd met elkaar spraken. Zelf schreeuwt hij de hele dag dingen als ‘nee, ik kan niet opruimen, ik zit middenin een potje Fifa, domme peer!’. Van de knokpartij, zonder messen, had hij alleen een wat blauwig oog en een licht gekneusd ego overgehouden.
Mijn schoonmoeder moest een injectie in haar oog. De eerste keer had ze het doodeng gevonden, nu was ze er wel aan gewend. Met een kloeke zonnebril op wandelde ze na afloop aan mijn arm het ziekenhuis uit.
,,Wat vind jij nou van die kinderhartchirugie?’’, vroeg ze.