Hij kijkt omhoog. De man wil best even met me praten hoor, maar zijn blik blijft gefixeerd op de lucht.
Hoofd in de nek, buik vooruit.
In de hand een emmer.
Als ik iets vraag over het dorp, antwoordt hij bespiegelend. Van lokale zorgen glijdt hij moeiteloos naar algeheel wantrouwen in de politiek en oneerlijke verdeling in de wereld.
Gelijk heeft hij: alles hangt met elkaar samen.
We staan op zijn erf, achter het huis. Terwijl hij omhoogkijkt, draait hij langzaam rondjes. In de lucht vliegen zijn duiven en hij volgt ze nauwlettend. Ze zijn zenuwachtig, zegt hij.
,,Dat komt door die havik.’’
Hij wijst naar de boosdoener en ik volg zijn vinger. Ik kijk niet zo vaak omhoog, voel ik aan mijn nek. Zonde eigenlijk. Zelfs deze grijze lucht werkt ontspannend.
Het is koud en nattig. Als de havik er niet was geweest had hij me wel een bak koffie en een stoel aangeboden, zegt de duivenmelker. Nu moet hij waakzaam blijven. Er zitten een paar duifjes tussen die hij echt niet kwijt wil. Leveren toch zo een paar duizend euro op.
,,Maar het gaat me niet om het geld, hoor.’’
De samenleving lijkt soms al net zo ontwricht als zijn onrustige duiven. Mensen zijn op hun hoede. Het is geen zichtbare vijand, het gevaar lijkt van alle kanten te komen. Rusland, corona, armoede, stikstof, migratie, klimaat. Waar vlieg je heen? Wie valt je aan?
Als ik de duivenmelker vraag wat hij eigenlijk denkt te beginnen, hier op de grond, tegen die heerser in de lucht, zet hij de voederemmer op de grond en haalt een luchtbuks tevoorschijn.
Hij ziet mijn blik en lacht. ,,Ik schiet hem niet neer hoor. Paar knallen in de lucht en ze zijn weg.’’