De trein die volgeladen met ijzererts vanuit het Zweedse mijnbouwstadje Kiruna naar de Noorse kust rijdt, doorkruist een landschap dat ik nooit meer zal vergeten.
Anderhalf jaar geleden, op een avond waarop de zon niet onderging, stond ik tussen de graven van de pioniers die hier ooit een spoorweg aanlegden, en hoorde het kadeng-kadeng van de trein met een eindeloze rij karretjes erachter.
De spoorwegbouwers hadden namen als Bjurberg, Eriksson en Nygren. Ik zie de witte kruizen met jaartallen (1900, 1906, 1901) nog voor me, maar ik herinner me vooral het licht. Het licht van de midzomernachtzon op de sneeuw van de bergen, op het ijs van de meren. Eindeloos licht dat elke minuut veranderde, van geel avondlicht in roze ochtendlicht zonder tussendoor te verdwijnen.
Ik fotografeerde het met mijn mobiele telefoon. Ik stuurde opgewonden appjes naar huis, waar iedereen sliep omdat het daar allang donker was.
Ik was in Lapland om te schrijven over mijnbouw. Over wat het met mensen doet als hun omgeving verandert of verscheurd raakt door de winning van grondstoffen. Ik had het ijzer van Kiruna in mijn hoofd, en het gas van Groningen.
Het verhaal blijkt (zoals zo vaak) nog veel groter. Onder dat magische landschap is een enorme hoeveelheid zeldzame aardmetalen gevonden. Grondstoffen voor batterijen, voor elektrische auto’s, voor windmolens. En voor de mobiele telefoon waarmee ik de midzomernachtzon probeerde te vangen.
Belangrijker dan olie en gas, lees ik. Een vondst die ons kan verlossen uit de greep van China.
Hugo Nygren overleed in 1901, toen hij meter voor meter een spoorweg bouwde naar Kiruna, een nieuw stadje in het lege land van de Sami-nomaden. IJzer bracht leven en ondermijnde het tegelijkertijd. Nygren stierf in de kracht van zijn leven, de stad Kiruna wordt verplaatst omdat zij anders letterlijk wegzakt in haar eigen succes: de mijn.
Ik stond die avond in 2021 tussen de graven en hoorde de trein. Kadeng-kadeng. Het klonk als een ouderwets geluid, maar ik vergiste me. De toekomst zit nog steeds in de grond.