Ze kwam op me af in de foyer. ,,Wat mooi gezongen’’, zegt ze. Ik kijk haar aan. ,,Dat was mijn collega”, antwoordde ik. ,,Ik heb vanavond niet gezongen.”
Het overkomt me vaker, sinds ik speel in Madame Butterfly. Niet de originele versie van Puccini, maar een bewerking die eindelijk de achterkant van het verhaal laat zien. Vijf Aziatische Nederlanders op het toneel. Met de vraag: wat betekent het eigenlijk dat dit verhaal al meer dan een eeuw wereldwijd gespeeld wordt?
Want laten we het hardop zeggen: Madame Butterfly is een opera over een ongelijkwaardige relatie tussen een Amerikaanse officier en een 15-jarig Japans meisje. Hij gebruikt haar, laat haar zwanger achter, en keert pas jaren later terug met zijn échte vrouw – een Amerikaanse – om het kind op te eisen. De rol van Cio-Cio wordt vaak gespeeld door witte operazangeressen die hun ogen tapen om „meer oosters” te lijken.
Verpakt
Het publiek huilt. Vindt het ontroerend. Maar wat men zelden bevraagt, is het fundament waarop dit zogenaamde meesterwerk is gebouwd: koloniale fantasieën, raciale stereotypering en seksuele uitbuiting verpakt als exotische tragedie.
Puccini is nooit in Japan geweest. Toch dacht hij te weten hoe Aziatische vrouwen zijn: onderdanig, mysterieus, bereid te sterven uit liefde voor een witte man. Dat beeld is niet onschuldig gebleven. Het heeft zich vastgezet in de cultuur. Van Miss Saigon tot Full Metal Jacket, van opera tot pornografie. ,,Me so horny, me love you long time” is geen losse flodder uit een film. Het is een echo van datzelfde verhaal.
En hier staan we, anno 2025, op een Nederlands toneel, om het misverstand recht te zetten. Om niet alleen een rol te spelen, maar vooral het frame waarin die rol ooit is bedacht te ontmantelen.
In het Nederlands
Toch komt er na afloop een Nederlandse vrouw naar me toe die in het Engels zegt: ,,Thank you for the show.” Ik zeg: ,,Ik spreek gewoon Nederlands.” Zij: ,,Oh, sorry. I did not know.” Ik: ,,We hebben zojuist in het Nederlands gespeeld.” Ik neem het niemand persoonlijk kwalijk. Maar ik stel mezelf wel de vraag: wat maakt dat deze beelden zo blijven kleven? Wat betekent het als we blijven applaudisseren voor een verhaal waarin de ander altijd de ánder blijft – tragisch, mooi, maar nooit werkelijk nabij?
Niet automatisch buigen
Het is bijzonder, maar ook vreemd dat het anno 2025 nog steeds opvalt dat we met vijf Aziatische Nederlanders tegelijk op het toneel staan. Alsof dat uitzonderlijk is. Alsof we normaal maar met één tegelijk bestaan. We lijken totaal niet op elkaar. Verschillen in leeftijd, achtergrond, dialect. Sommigen van ons zijn hier geboren, anderen later gekomen. We zijn geen symbool voor het oosten, maar individuen. Toch worden we vaak als groep waargenomen, in een rol die al lang van tevoren is bedacht.
En als we dan toch op het toneel staan, samen, zichtbaar en sprekend, dan wil ik vooral dit zeggen: We zijn hier. En we buigen niet meer automatisch. Behalve bij het applaus – voor de moed die het vergt om je uit te spreken.