Van de grote Griekse wijsgeer Aristoteles (ca 380-320 v. Chr.) is de uitspraak dat geluk toekomt aan hen die in zichzelf genoeg zijn.
De verleiding is groot om dat ‘in zichzelf genoeg zijn’ te lezen als ‘aan zichzelf genoeg hebben’. En dan te concluderen dat Aristoteles eigenlijk een pleidooi houdt voor een egoïstische levenshouding als gelukbrenger. Maar dat is niet zo.
Voor Aristoteles zijn de gelukkigste mensen degenen die hun keuzes in het leven zoveel mogelijk baseren op wat ze werkelijk voelen en vinden, ook als dat betekent dat ze daarmee niet tegemoetkomen aan de verwachtingen van anderen of mogelijk zelfs de waardering van of relatie met hen riskeren.
De overtuiging van die anderen ook werkelijk innerlijk delen
Voor hen is de verbondenheid met anderen een groot goed maar ze zijn niet bereid om hun authenticiteit, wat zij werkelijk voelen en vinden, te ontkennen of op te offeren om maar niet door anderen bekritiseerd of afgewezen te worden.
Ze stemmen alleen met anderen mee of in als ze de overtuiging van die anderen ook werkelijk innerlijk delen. Interessant is dat Aristoteles op dit punt steun krijgt van een aantal hedendaagse psychologen-wetenschappers, onder wie Mihaly Csikszentmihalyi de bekendste is.
Mihaly heeft decennialang onderzoek gedaan naar de psychologie van gelukservaringen en met name naar de vraag welke activiteiten mensen het meeste geluksgevoel verschaffen. In zijn boek Flow: de psychologie van de optimale ervaring, geeft hij daarop een ‘oudgrieks’ antwoord: mensen worden het meest gelukkig van ‘autotelische’ activiteiten.
Het woord komt van de oudgriekse woorden auto = zelf en telos = doel. Autotelische activiteiten zijn activiteiten die gedaan worden omdat ze in zichzelf bevredigend zijn en niet met de verwachting dat ze enig toekomstig nut of voordeel zullen opleveren. Anders gezegd, het doen is op zichzelf een beloning en het enige waar de aandacht op gericht is tijdens de activiteit is het doen.
Het kan overigens heel goed zijn dat het gaat om een activiteit, zoals muziek maken, of schrijven of tekenen of mediteren of bidden of wandelen, die ons in het begin tegenstond of die we vooral deden omdat het ‘moest’ of omdat het voordeel opleverde. Maar het wordt pas een autotelische activiteit wanneer we ‘m vanaf een gegeven moment uitvoeren enkel om er mee bezig te zijn, en terwijl we er mee bezig zijn de zorgen en frustraties van het leven van alledag uit ons bewustzijn verdwijnen.
Uren lijken minuten of omgekeerd
Evenals de zorgen of we, bezig zijnde, fouten maken of niet. Autotelisch wil zeggen ophouden met ons zelf te beoordelen. Dat oordeel doet er niet meer toe. Daardoor verandert ook ons gevoel van tijd. Uren lijken minuten of omgekeerd. Het diepe gevoel van bevrediging dat zo’n activiteit oplevert, noem Mihalyi ‘flow’ (stroom).
Geluk is stroom. Opgaan in muziek maken, een kunstwerk maken, een vaardigheid aanleren, een ander helpen, ons zelf helpen, leren mediteren, leren liefhebben. Het is allemaal stroom of kan het zijn. Het doet er niet toe waar de stroom naar toegaat of vandaan komt. Wat ertoe doet is dat ze er is en ervaren wordt. Ze heeft genoeg aan zichzelf.
Onthoud: geluk stroomt vaker als je doet waar je van houdt en houdt van wat je doet.