De vogelwachter ging te water. Hij waande zich onbespied: het was nog vroeg en fris om te zwemmen bovendien. De koude wind speelde met het dikke zeeschuim op het strand.
Hij trok zijn badjas uit, aarzelde niet, liep met ferme passen de zee in en dook. Verdween in de golven en verscheen weer. Nam nog een duik.
Het was een eenzaam en jaloersmakend ochtendritueel. Vanuit een simpel hutje, aan het einde van het eiland, omringd door niets dan kilometerslang natuur, stapte hij moederziel alleen naar buiten om zich onder te dompelen. In de zee, in het eiland, in het geluid van de vogels.
Ik zag hem.
Dat krijg je als je op vakantie om zes uur ‘s ochtends wakker wordt en denkt: ach, dan kan ik net zo goed op de fiets stappen. Onderweg was ik niemand tegengekomen behalve de andere vogelwachter die een paar kilometer verderop naar de lucht staarde. Hij zat op een bankje voor zijn hut en stak zijn hand naar me op.
Over het onverharde duinpad hobbelde ik door naar de oostpunt van het eiland. Om de paar honderd meter stond een bordje: kwetsbaar broedgebied, niet betreden. De vogelwachters waren tevens toeristenbewakers. Ik zag de vogels in de verte en herkende de soorten nauwelijks. Buiten heb ik weinig oog voor detail. Weidsheid geeft me lucht, ik zuig alles tegelijk op.
Het einde van het eiland was verder dan het leek. De duinen werden steeds een beetje lager, de vlakte vlakker en het pad ruwer. Na de lichtheid van de prachtig stille ochtend drong nu toch de tol van de korte nacht door in mijn benen. Ik haalde het net en plofte neer op een witgedroogde boomstronk op het strand.
De wolken waren grijs maar klein en tussendoor gloorde het zonlicht. De schuimlaag langs de branding danste als een levend wezen. Daarachter deinde de onophoudelijke zee.
Even vond ik het jammer dat de vogelwachter het strand op liep. Ook ik had me alleen gewaand. Aan het lege strand hoopte ik stiekem op zeehonden, en dit was anders. Toch was het uiteindelijk mooi om te zien: de man en de zee (alleen die badjas had voor mij niet per se gehoeven).
In een ideale wereld had ik daarna terug kunnen fietsen over het strand, maar het water stond hoog en mijn banden zakten te diep weg in het zand. De vogelwachter was toen alweer in zijn hut verdwenen, maar ik kon me voorstellen dat hij me vanachter een raampje lachend bespiedde, de onhandige toerist.