Thomas Harris draait zijn Edelmanboor diep de Drentse akker in, op zoek naar organische resten uit de tijd dat hier neanderthalers bivakkeerden, zo'n 50.000 jaar geleden. Foto: Rens Hooyenga
In 1965 raapte Tjerk Vermaning op een akker bij Hoogersmilde het ene na het andere neanderthalerwerktuig op. Vervalsingen, zo bleek later. Nu, 60 jaar later, wordt er op een akker bij Norg geboord naar neanderthalers. Het echte werk.
„Kijk, daar zit een stukje hout.” Wessel de Jong wijst op een splinter in het zand dat zijn collega Thomas Harris zojuist met een guts heeft opgeboord van 3 meter diepte. „Dat is waarschijnlijk afkomstig uit de tijd dat op deze plek neanderthalers rondliepen, zo’n 50.000 jaar geleden.”
Iets lager in het grondmonster steekt een donkere verkleuring af tegen het gele zand. „Plantenresten”, zegt De Jong. De archeoloog van onderzoeksbureau De Steekproef zuigt de boormonsters zorgvuldig op in een buisje, dat wordt afgedekt met plastic folie. „Die gaan we analyseren.”
Harris, derdejaars student archeologie uit Groningen en stagiair bij De Steekproef, maakt zich op om de handboor nóg dieper in de Drentse bodem te draaien. De Jong noteert de gegevens van het boormonster in een schriftje: diepte, grootte van de zandkorrels, textuur.
150 tinten geel
Hij pakt een map met kleurkaarten erbij en determineert de kleur van het zand in de guts. „Je hebt ongeveer 150 geeltinten”, legt De Jong uit. „De precieze kleur is belangrijk, want je hebt hier twee verschillende zandafzettingen in de bodem die best veel op elkaar lijken. Die moet je wel uit elkaar houden.”
Thomas Harris, Jelke Take en Wessel de Jong (vlnr.) bekijken een boormonster. Foto: Rens Hooyenga
De mannen steken in hun oranje hesjes fel af tegen de zwarte aarde. Honderd meter verderop rijden auto’s voorbij over de weg tussen Donderen en Norg. Het is de dag dat storm Benjamin over Nederland raast. Momenteel is het droog, maar de akker is zompig van de regen.
Vier dagen lang boren De Jong en zijn collega’s op de akker, die vlakbij Natuurplaats Noordsche Veld ligt. Het perceel van 20 hectare langs het Oostervoortsche Diep is onlangs aangekocht door de provincie Drenthe. Het is de belangrijkste neanderthalervindplaats van Noord-Nederland.
Bij oppervlakteverkenningen zijn hier sinds 2007 honderden door neanderthalers bewerkte stukken steen opgeraapt, verdeeld over zeker drie vondstconcentraties op de 800 meter lange akker: A, B en C. Concentratie A spreekt met zo’n 40 stuks vuistbijlen het meest tot de verbeelding.
De resolutie van het landschap
De mannen nemen op verschillende plekken grondmonsters met een handboor. „Begin dit jaar hebben we hier ook geboord”, vertelt Jelke Take, directeur van De Steekproef, die even is komen kijken. „Toen hebben we op deze plek beekdalafzettingen gevonden. Er blijken dwarsdalen in de akker te liggen, precies tussen de vondstconcentraties B en C.”
In de beekdalafzettingen is de kans op het vinden van organisch materiaal uit de tijd van de neanderthalers het grootst. „Plantenresten, pollen en zaden worden daar beter bewaard”, legt De Jong uit. „De grond is een stuk compacter, er komt minder zuurstof bij. We willen weten wat hier groeide.”
Met behulp van kleurkaarten wordt de precieze geeltint van het grondmonster bepaald. Foto: Rens Hooyenga
Doel van de boringen is namelijk om het beeld van het landschap van 50.000 jaar geleden verder te verfijnen. De Jong: „In januari hebben we het hele veld afgeboord, nu boren we bij het beekdal dat we toen gevonden hebben. Om de 10 meter, zodat we een hogere resolutie van het beekdal krijgen.”
Je kunt de boringen beschouwen als reusachtige pixels van een landschapsfoto. Door alle grondlagen uit de monsters te beschrijven, krijg je uitgebreide boorstaven die de geschiedenis van de bodem beschrijven. „We boren tot grondwaterniveau”, vertelt De Jong. „Elk monster wordt ter plekke gedocumenteerd.”
Duindoorn, berk en kruipwilg
Er wordt handmatig geboord met een zogenaamde Edelman grondboor en dat is hard werken. De zon breekt inmiddels door de wolken en Harris draait de boor nog maar eens dieper de zompige grond in. „Zon is beter dan regen, want dan wordt je documentatie nat en alles wordt vies.”
Thomas Harris bereidt zich voor op een nieuwe boring. Foto: Rens Hooyenga
In januari dook er opeens een afslag op in één van de boormonsters: een door neanderthalers bewerkt stuk steen. „Once in a million”, zegt De Jong. „Daar hebben we ontzettend geluk mee gehad. En hij zat precies op de plek waar we hem qua geologie verwachtten.”
Deze ronde zijn er nog geen vuurstenen artefacten aangetroffen in de boormonsters, maar dus wel organisch materiaal. „Daar begint mijn werk”, zegt archeobotanicus Arnoud Maurer van de Rijksuniversiteit Groningen, die ook bij de boringen aanwezig is. „Ik maak een klimaatreconstructie op basis van de stuifmeelkorrels, zaden en vruchten in de boormonsters.”
Hij bestudeert de monsters per kubieke centimeter onder de microscoop. „Ik verwijder eerst de klei en het zand en dan ga ik analyseren”, vertelt Maurer. „Ik verwacht hier duindoorn, berk en kruipwilg aan te treffen.” Over een paar maanden hoopt hij de resultaten te kunnen presenteren.
Volgend jaar graven
De boringen zijn voorbereidingen op het echte werk. „Uiteindelijk willen we graven”, zegt Jelke Take. „Ergens op de akker gaan we het beekdal in. Maar dat is erg duur onderzoek. Hoe hoger de resolutie van het booronderzoek, hoe gerichter je kunt graven. We zijn begonnen met boringen om de 50 meter en boren nu om de 5 meter.”
Take verwacht op zijn vroegst volgend jaar te kunnen gaan graven. „Dat is echt afhankelijk van de resultaten die deze boringen opleveren.” Daarvoor moeten bijvoorbeeld ook de plantenresten gedateerd worden. „Hoe oud zijn ze? Komen ze echt uit de tijd dat hier neanderthalers rondliepen?”
Wessel de Jong zuigt organisch materiaal op uit het boormonster. Foto: Rens Hooyenga
Beekdalen zijn moeilijk te dateren, legt Take uit. „Het water slijt zich in en voert materiaal weg, waarbij sedimenten worden afgezet. Zo’n 100.000 jaar geleden lag het Oostervoortsche Diep hier op 13 meter diepte. Toen de neanderthalers hier rondliepen, 50.000 jaar later, lag de beek op 4,5 meter diepte.”
Het doel van dit alles is om meer inzicht te krijgen in wat de neanderthalers hier precies deden. „Misschien tref je wel dierenbotten aan”, zegt Take. „We denken dat ze hier slachtdieren schoonmaakten. Maar misschien is dat te praktisch-functioneel gedacht. We weten niet hoe de neanderthalers destijds naar het landschap keken. Of hoe ze het hebben gebruikt.”
‘Tantaliserende vormen’
Ondertussen gaan de veldverkenningen op de akker gewoon door. Op een zonnige vrijdagmorgen in oktober verzamelt een tiental amateur-archeologen zich op de parkeerplaats van Natuurplaats Noordsche Veld. Eerst even bijpraten en dan, onder leiding van steentijdarcheoloog Marcel Niekus van de Stichting Stone, de akker op.
Een fietser stopt bij het groepje. „Zijn jullie archeologen”, vraagt hij. Hij stelt zich voor als Ben Barthel en haalt een houten kistje uit zijn fietstas. „Ik heb hier stenen met tantaliserende vormen. Heel aangenaam om vast te houden. Kunnen jullie eens kijken of er wat bij zit?”
Op de akker aan de weg tussen Donderen en Norg wordt al sinds 2007 gezocht naar sporen van neanderthalers. Foto: Rens Hooyenga
Gijsbert Boekschoten, een Groningse archeoloog die al jaren meezoekt op de akker, ontfermt zich over Barthels buit. „Puur natuur”, luidt zijn oordeel bij elke steen. „In de ijstijd, toen het heel koud was, is hier in de grond veel gebeurd”, legt hij de enthousiaste verzamelaar uit. „Dit zijn allemaal vorstsplijtingen.”
Barthel is zichtbaar onder de indruk. „Fantastisch”, zegt hij. „Mijn vrouw zal opgelucht zijn.” Roel van der Brug, een andere zoeker, zegt tegen Barthel dat hij de website van het Hunebedcentrum in Borger in de gaten moet houden. „Daar zijn af en toe workshops stenen determineren. Dan leer je waar je op moet letten.”
In slagorde de grond afstruinen
Even later wordt concentratie C als eerste systematisch afgestruind. De stenenzoekers lopen in een rij naast elkaar, de voren volgend. Dan volgt concentratie B. „Alles oprapen dat glanst”, sommeert Assenaar Henk Paas, een andere zoeker van het eerste uur. „Hier is heel veel gevonden.”
Op de ruim 80 veldverkenningen die sinds 2007 op de akker zijn gehouden zijn op deze manier al meer dan 350 neanderthalerartefacten opgeraapt, waaronder ruim 40 vuistbijlen. Stenen werktuigen en bewerkingsafval van 50.000 jaar oud dat door de grondwerking en het ploegen van het land omhooggekomen is. Een eerdere opgraving in 2011 leverde daarnaast nog eens 300 artefacten op.
Langs de akker liggen op meerdere plekken hoopjes vuursteen: natuurlijk materiaal dat door de zoekers is afgekeurd. Foto: Rens Hooyenga
„Dit is wetenschap”, zegt Johan Kabout, lopend over de akker, terwijl zon en doordringende regen elkaar afwisselen. De gepensioneerde bioloog is vanmorgen speciaal uit Badhoevedorp naar Norg gereden om mee te zoeken. „Ik zoek al 40 jaar. Anderhalf jaar geleden vond ik hier een vuistbijl. Heel bijzonder.”
‘Bukken tegen beter weten in’
De blik is op de grond gericht, speurend naar bruine vuursteen met een mooie glans. Oppakken, bekijken, afkeuren, weggooien, verder lopen. „Bukken tegen beter weten in”, vat René de Groot de dag samen. De kunstenaar uit Emmen vond onlangs in de buurt van zijn woonplaats nog twee neanderthalerafslagen.
Dan is het toch raak. Henk Paas raapt een afslag op. Afslagen werden, als ze de goede vorm hadden, gebruikt om vlees te snijden of hout mee te bewerken. Even later is er opnieuw commotie op de akker: Marianne Sikkenga-Keizer heeft iets opgepakt dat wellicht wat is.
De meningen zijn verdeeld en Marcel Niekus is even weg. „Ik ben enthousiast onder voorbehoud”, zegt ze over haar mogelijk eerste vondst, na 5 veldverkenningen. Henk Paas twijfelt. „Eerst even aan Marcel laten zien.” Anderen zijn meer uitgesproken. „Ik zie er niks in”, zegt René de Groot. „Ik had hem meteen weggesmeten.”
Er volgen nog twee onzekere vondsten. Als Niekus terug is, verdwijnt het enthousiasme snel. Afgekeurd. Aan het eind van de middag bedraagt de oogst van deze vrijdag welgeteld 1 artefact. „Een magere score”, constateert Niekus. „Dit zoekseizoen zitten we tot dusver op zo’n 20 stuks.”
In de Nieuwe Drentse Volksalmanak 2025, die half december verschijnt, staat een uitgebreid wetenschappelijk artikel over het bodemonderzoek naar de vindplaats bij Natuurplaats Noordsche Veld.
Tjerk Vermaning
De eerste vondst van een neanderthalerartefact in Drenthe vond plaats rond 1960, in Anderen. De vuistbijl die daar werd opgeraapt, werd echter pas jaren later als neanderthalervondst herkend en beschreven.
Het neanderthaleronderzoek kwam in januari 1965 in een stroomversnelling toen amateurarcheoloog Tjerk Vermaning bij Hoogersmilde een enorme vondst deed. Op één dag raapte hij 3 vuistbijlen, een stuk of wat schaven en een speerpunt op.
Later die maand, tijdens eigen opgravingen, haalde Vermaning binnen een half uur nog eens 30 artefacten uit de grond, op een oppervlakte van 3 bij 3 meter. ‘Precies de afmetingen van een mammoetkadaver’, aldus Vermaning.
In augustus, nadat de boer zijn haver geoogst had, werden nog eens 50 artefacten gevonden, wat het totale aantal op 130 bracht. Het was de eerste grote vondst van Vermaning, die werd aangekocht door het Drents Museum.
Zestig jaar geleden, in oktober 1965, werd de ontdekking wereldkundig gemaakt. En een jaar later werd de schipper en grasmaaimachineslijper ervoor onderscheiden met de Culturele Prijs van Drenthe.
Later werd duidelijk dat Hoogersmilde en ook veel andere neanderthalervondsten van Vermaning vervalsingen zijn. Dat werd in 2022 nog eens zeer overtuigend en systematisch aangetoond in het boek Valsheid in gesteente.
Wetenschappelijk gezien is het boek Vermaning definitief gesloten. Maar er is onder amateurarcheologen nog wel een kleine groep Vermaning-gelovigen die zich niet laat overtuigen door de stortvloed aan bewijs.