Egbert Schepers: 'Als je ziet hoe kinderen opbloeien bij ons, dat is zo mooi!' Foto: Marcel Jurian de Jong
De kinderen beginnen aan hun zomervakantie, Egbert Schepers aan de langste vakantie van zijn leven. Hij werkte 43 jaar in het onderwijs; eerst als meester en de laatste dertig jaar als directeur van onder meer De Smeltkroes in Aalden, een van de eerste asielzoekersscholen in Nederland. Nu gaat hij met pensioen.
„Slien had een toren/Hoog boven de bommen/Daor is in het Zudenveld/Ofguunst van kommen…”, citeert Egbert Schepers de eerste zin van het gedicht De Hesseler Toren van de Drentse schrijver Jan Naarding. Hij kent het uit zijn hoofd. De streektaal speelt van kinds af aan een grote rol in zijn leven. Drentse verhalen hebben ook altijd zijn interesse gehad.
Heemkunde, oftewel weten waor aj wegkomt, dat vindt Schepers belangrijk, vertelt hij in de tuin bij zijn zelf verbouwde boerderij in Oud-Aalden, de plek waar ieder jaar het festival Folk veur Volk wordt gehouden. „Weten dat Oud-Aalden bijvoorbeeld bestaat uit boerderijen met rieten daken, dat er een molen is en dat in Zweeloo een smederij was. Asielzoekerskinderen stelde ik ook altijd de vraag: wat wil je je herinneren van de tijd dat je hier in Aalden was? Natuurlijk moeten ze wat weten van de vaderlandse geschiedenis, maar dit is minstens zo belangrijk.”
Waar komt u zelf weg?
„Uit Oosterhesselen. Ik kom uit een fijn gezin, met twee broers en twee zussen en heb een prachtige jeugd gehad. Mijn vader was timmerman. Van hem heb ik dat vak ook geleerd. Net als Aalden, waar ik al dertig jaar woon, is Oosterhesselen een gemoedelijk dorp. Als ik mensen tref die ik van vroeger ken, gaan de gesprekken vaak gewoon verder waar we gebleven waren.”
Hoe bent u in het onderwijs terechtgekomen?
„Na de mavo in Oosterhesselen ben ik in 1975 naar de havo/PA gegaan in Emmen, een combinatie van middelbaar onderwijs en de Pedagogische Academie. Ik denk dat ik daar met het onderwijsvirus besmet geraakt ben. Ik mocht toen ook al graag dingen regelen en organiseren. Ik kwam in de academieraad. We hadden forumdiscussies met interpellatiemicrofoons, waarbij je je mening kenbaar kon maken. Dat was helemaal nieuw voor ons. Prachtig vond ik dat. Het was de tijd van de studentenopstanden. Ik heb meegemaakt dat de aula bezet was, al was het bij ons niet zo heel erg baldadig, hoor.”
Wat trok u zo aan in het onderwijs?
„Het leek me mooi om kinderen wat te leren. Ik ben een bouwer, zowel letterlijk als figuurlijk. Ik wil van elke dag wat maken en dat kan in het onderwijs. Ik heb heel bewust gekozen voor kinderen.”
Hoe belangrijk was uw werk voor u?
„Ik vrees wel heel belangrijk. De laatste jaren was ik op dinsdag en vrijdag vrij. En het lukte me uiteindelijk om dan niet alsnog naar school te gaan of op de telefoon te kijken. Maar in het begin, als ik op dinsdagochtend buiten zat de krant te lezen, dacht ik: ik moet wel zorgen dat niemand me ziet. Ik betrapte mezelf erop dat ik vond dat ik eigenlijk aan het werk hoorde te zijn. Zo erg was het. Ik heb altijd vijf dagen gewerkt, maar sinds ik in 2019 een herseninfarct heb gehad, moet ik zuiniger omgaan met mijn energie en werkte ik minder. Toch ben je als directeur nooit helemaal vrij. Het begint zondagavond, dan kunnen de eerste telefoontjes met ziekmeldingen komen en moet je dingen regelen. Dat gaat door tot vrijdagavond kwart over zes. Als iedereen veilig thuis is, dan ben je vrij.”
Wat vond u belangrijk op school?
„Mijn uitgangspunt als leerkracht en later als directeur was altijd dat de sfeer goed moest zijn. Plezier en kwaliteit zijn belangrijk, maar ik ben niet zo van de toetscultuur. Als kinderen eraan toe zijn, ontwikkelen ze zich wel. Het is vooral belangrijk dat de basis goed is, dat leerlingen zich veilig voelen en ze echt gezien worden door de leerkracht.”
„Vanaf de opening van de school in het asielzoekerscentrum in Aalden, nu dertig geleden, was ik coördinator van het nieuwkomersonderwijs. Dat deed ik naast mijn toenmalige werk op basisschool De Aelder Hooghe. In 2000 ben ik directeur geworden de nieuwe Aalder school obs De Anwende in combinatie met De Smeltkroes. Van die laatste ben ik altijd directeur gebleven, later in combinatie met andere, kleinere scholen. Na mijn herseninfarct had ik alleen nog De Smeltkroes.”
Egbert Schepers: 'Ik wil van elke dag wat maken, dat kan in het onderwijs.' Foto: Marcel Jurian de Jong
U heeft nieuwkomersonderwijs wel eens vergeleken met een virus: als je ermee besmet raakt, kom je er nooit meer af.
„Klopt. Ik waarschuwde nieuwe collega’s er ook altijd voor. Je zit heel dicht op de kinderen en ziet dat je betekenisvol bent. Kinderen in het reguliere onderwijs hebben over het algemeen een redelijk stabiel leven met veel regelmaat. Onze leerlingen komen soms ontregeld binnen, sommigen heel gesloten. Soms hebben ze in een vluchtelingenkamp gezeten. Daar is het vaak een kwestie van survival of the fittest: als ze hun zin niet krijgen, slaan ze erop. Dat zien wij dan terug op school. Maar als je ziet hoe ze opbloeien bij ons, dat is zo mooi! Als ze na een aantal maanden doorstromen naar het reguliere basisonderwijs, dan zijn ze een stuk zelfstandiger, voelen ze zich gewenst en hebben ze plezier. Dat geeft een kick.”
Hoe lang zitten kinderen gemiddeld op De Smeltkroes?
„Zo’n acht maanden. Maar het varieert erg. Kinderen die helemaal niet geletterd zijn of helemaal geen schoolervaring hebben, blijven wat langer; dat kan variëren tot vijftig of zestig weken. Een ander kan na vijf maanden al doorstromen. Wij brengen de kinderen op instructieniveau, zoals dat heet. Dan kennen ze 3000 tot 3500 Nederlandse woorden en kunnen ze zichzelf redden in het regulier onderwijs. Er is, toen de oorlog uitbrak, wel eens gesproken over een aparte school voor Oekraïense kinderen in Coevorden, maar ik ben blij dat die er niet is gekomen. Dan integreren kinderen minder snel; ze blijven onderling in hun eigen taal praten. Ouders uit hetzelfde land hebben ook nog wel eens ruzie en kunnen keihard zijn voor elkaar. Ik zei altijd: ‘Er is één zon en die schijnt voor ons allemaal’. Ook al was je in je land van herkomst de koning van je dorp; hier zijn we allemaal gelijk. We zien op school dat sommige mensen uit Oost-Europa neerkijken op zigeuners of mensen van kleur; dan mag hun kind niet naast een donker klasgenootje zitten. Iedereen mag zijn eigen cultuur natuurlijk houden, maar je moet wel open staan voor anderen en respect hebben voor elkaar. Hoe ik omging met botsende cultuurverschillen? Dan trok ik mijn colbert aan en nodigde ik de ouders uit om ze uit te leggen hoe het hier werkt. Dat helpt wel.”
Haha, dan trok u speciaal een jasje aan?
„Ik heb ooit tijdens een internationale uitwisseling in Litouwen gezegd: ‘I play the director’. Dat heb ik lang moeten aanhoren. In Oost-Europa speelt niemand directeur, daar bén je het gewoon. Natuurlijk was ik het ook, maar ik hou van gedeeld leiderschap. Iedereen heeft zijn capaciteiten, creatieve ideeën en een eigen achterban. Samen kun je zoveel meer dan alleen. Zo werkt het ook bij Folk veur Volk. We doen het als organisatie met elkaar. Als alleen mijn naam prominent wordt genoemd, vind ik dat vervelend.”
'Hoe ik omging met botsende cultuurverschillen? Dan trok ik mijn colbert aan en nodigde ik de ouders uit om ze uit te leggen hoe het hier werkt.' Foto: Marcel Jurian de Jong
Was directeur zijn net zo mooi als zelf voor de klas staan?
„Ja, ik hou van regelen, dus dit paste ook bij mij. Maar wat hetzelfde was, is het plezier in het werk. Als er iets speelde of er onmin was, ging ik met mensen om de tafel en was de vraag: hoe lossen we het op? Wat me daarbij hielp, was het Drentse principe: Wat woj? Soms zit mensen iets niet lekker, maar wat het precies is, kunnen ze lastig aangeven. Wat woj? is dan de cruciale vraag. Hoe zou je het willen zien? Dan denken mensen: ja, wat wil ik eigenlijk? Zo deed ik het in gesprekken met leerkrachten en met ouders. Als ouders bijvoorbeeld niet willen dat hun dochter gaat schoolzwemmen met jongens, dan kun je heel strikt de regels hanteren, maar het werkt beter om gelijkwaardig het gesprek aan te gaan. Begrip hebben is heel belangrijk. Iederiene hef zien reden, iederiene hef geliek zit in een nummer van Bökkers. Oftewel: je moet naar beide perspectieven kijken, dan kom je altijd tot een oplossing.”
Wat wilt u nog bereiken in het leven?
„Ik ga mooi zo door. Knooien bij huis deed ik altijd al graag; ik ben altijd aan het bouwen geweest. Op schoel hej ‘t an de kop en in hoes hej ‘t an de pokkel, zeg ik dan. In februari komt de rietdekker hier en ga ik helpen. Dat heb ik altijd al eens willen doen. Ik heb het graag an de pokkel en an de kop. Er moet hier bij huis nog een stuk straat in, ik wil nog een landhek maken en we hebben een groentetuin; genoeg te doen dus. Ik ben wel een wruter.”
Paspoort
Naam: Egbert Schepers
Geboren: 16 mei 1959 in Oosterhesselen.
Opleiding: Mavo, havo en Pedagogische Academie en gedurende zijn loopbaan volgde hij allerlei cursussen op onderwijsgebied.
Loopbaan: Vakdocent muziek op verschillende lagere scholen in Beilen, leraar op huishoudscholen in onder andere in Steenwijk en Roden, leerkracht aan basisschool De Aelder Hooghe, directeur van onder andere obs De Anwende, De Smeltkroes, obs De Krosbulten in Wezup, nieuwkomersschool De Opstap in Hardenberg en de Markeschool in Wachtum.
Privé: Getrouwd met Hennie, vader van Anne (35), Lisa (33) en Lotte (25), opa van vier kleinkinderen.