Gijs Broeksma, voormalig olympisch boogschutter, toekomstig piloot. Foto: Marcel Jurian de Jong
Handboogschutter Gijs Broeksma uit Ruinen miste op een haar na de Olympische Spelen van Parijs. Daarop zette hij resoluut een punt achter zijn topsportcarrière.
Hoe komt het dat jij in Ruinen zit en niet in Parijs bent?
„In mei moesten we op het EK in Essen in Duitsland de finale halen om ons direct te kwalificeren voor de Spelen. Dat lukte op 1 punt na. Toen begon het door te dringen dat het zomaar eens geen Spelen zouden kunnen zijn dit jaar. We hebben geknokt tot de laatste wereldbeker. Daar werden we zevende en dat was niet genoeg. Toen was het definitief: geen Parijs.”
Ga jij eigenlijk naar de Spelen kijken?
Een diepe zucht. „Natuurlijk ga ik kijken hoe mijn teamgenoten het doen.”
Wat vind je van deze vraag?
Met een kleine glimlach: „Irritant. Een echte journalistenvraag. Het moeilijkste aan het niet halen van de Spelen is steeds weer uitleggen dat ik supertrots ben op mijn teamgenoten. Dus natuurlijk ga ik kijken. Ook wil ik even met ze Facetimen. Ik wil zien hoe het Olympisch dorp eruitziet!”
Je kreeg deze vraag vaker?
„Ja. Mensen die iets verder van je af staan zijn in die eerste periode na het niet halen van de Spelen heel voorzichtig. Het is denk ik ook wel een logische aanname dat je er flink van baalt. Maar om het nou zover te trekken dat ik niet naar de Spelen zou willen kijken, dat vind ik deprimerend. Mijn leven is niet voorbij!”
Terug naar het begin. Als jongen is Gijs al geïnteresseerd in techniek en apparaten. Als hij ongeveer twaalf jaar oud is, zet hij zijn zinnen, na het lezen van de populaire kinderboeken uit de Grijze Jager-reeks, op handboogschieten. Hij voetbalt en tennist ook en is gek op schaatsen. Als hij tijdens zijn eigen kinderfeestje met schaatsen in De Bonte Wever in Assen zo hard op zijn knie valt dat hij die chronisch blesseert, besluit hij voor het handboogschieten te gaan.
Gijs Broeksma in zijn achtertuin waar hij kan oefenen tussen de schapen. Foto: Marcel Jurian de Jong
Waar kom je eigenlijk vandaan?
„Ik ben geboren in Amsterdam, waar ik een jaar heb gewoond. Toen zijn we naar dit huis verhuisd. Mijn moeder komt uit Emmen, dus ik heb wel Drentse wortels. Ik ben er ook wel trots op om noorderling te zijn. Ik had in de tuin alle ruimte om te leren boogschieten, dat kon gewoon tussen de schapen.”
Wanneer kreeg je je eerste echte boog?
Gijs’ gezicht begint te stralen. „Ik zat net in de brugklas. Ik weet nog goed dat ik in de klas vertelde dat ik een boog had gekregen voor mijn verjaardag. Mijn klasgenoten keken naar me van: ‘die gast is niet helemaal goed’. Ik had ervoor gespaard en kocht hem met mijn verjaardagsgeld. Het was een Matrix en ik kocht hem met Menno, die schaapherder is hier in de buurt. Hij deed ook aan boogschieten en was Noord-Nederlands kampioen. Via hem ben ik er een beetje ingerold. Als ik erover vertel ruik ik de geur van die koffer waar de boog in zat weer.” Lachend: „Die rook muf en oud. Naar zolder.”
Waar draait de sport voor jou om?
„Het boogschieten is fysiek niet heel inspannend, maar mentaal wel. Je moet heel erg gefocust zijn. De warming-up is voor een groot deel mentaal. Het is belangrijk om alert te zijn. Soms doen we aan focusspelletjes of meditatie. Het gaat om een combinatie tussen ontspanning en focus, die niet makkelijk te bereiken is. Ik vind het zelf ook heel belangrijk om fysiek fit te zijn. De wedstrijden zijn intensief, vaak in het buitenland en gaan daarom vaak gepaard met een jetlag. Als je fit bent is het makkelijker om hiermee om te gaan.”
Met de Matrix schoot jij omhoog in de sport?
„Om bij de selectie te komen moest ik naar de handboogbond. Van Assen naar Steenwijk, schieten met een boog uit 2005. Iedereen schoot met superluxe bogen, echt de Porches en Rolls-Royces onder het boogschieten. Maar aan het einde van de dag was ik, heel onverwacht, derde.”
Topsporter worden is nooit hét doel. Maar de sport brengt plezier, hij is er goed in en wordt fanatiek. Als hij ergens genoeg energie uit haalt, gaat Gijs er helemaal voor. Hij is er trots op dat hij altijd een goede balans heeft kunnen vinden tussen sport en werk.
Welke les was voor jou het meest waardevol?
„Ik denk dat mijn nuchterheid mijn kracht is geweest. Ik heb altijd het gevoel gehad dat ik zelf voor topsport koos. Sommige boogschutters konden beter raak schieten dan ik, maar ervoeren zo veel druk dat het er soms niet helemaal uitkwam. Ik was best volwassen als sporter, denk ik. Ik was zelfstandig en wilde graag ook zelf ontdekken wat voor mij werkte.”
,,Het boogschieten is fysiek niet heel inspannend, maar mentaal wel." Foto: Marcel Jurian de Jong
Hoe combineerde je topsport met studie?
„Vanaf mijn vijftiende moest ik steeds weken vrij vragen van school. Op mijn zestiende besloot ik om naar sportcentrum Papendal te verhuizen, bij Arnhem. Hier kwam school op een lager pitje te staan. Waar ik eerst nog goede cijfers nodig had om vrij te kunnen vragen van school, hoefde dat op Papendal niet. Maar ik merkte dat ik minder tijd had om te sporten dan ik wilde. Dus heb ik op tactische wijze mijn zevens en achten veranderd naar vijven en zessen. Zo had ik meer tijd om te trainen. Uiteindelijk heb ik mijn vwo prima gehaald. Maar het was best intensief. Ik heb in de afgelopen jaren een studie natuur en- sterrenkunde gevolgd en een studie natuur en- milieuwetenschappen. Ik wilde graag mezelf ook op ander vlak ontwikkelen. Ik heb beide studies niet afgemaakt, maar ga vanaf september een nieuwe uitdaging aan.”
Hoe kijk je op die tijd terug?
„Ik ben trots op de realiteitszin die ik toen had. Het proces van school afmaken en trainen om zo goed mogelijk te worden, maar tegelijkertijd altijd in mijn achterhoofd hebben dat ik kon stoppen als boogschieten niet meer was wat ik wilde.”
Wat was het hoogtepunt in je sportcarrière?
Wanneer kwam stoppen met boogschieten voor het eerst in je op?
„Tijdens de nasleep van de Spelen. Het was een hoogtepunt, maar bracht ook een moeilijk periode met zich mee. Ik ervoer heel veel druk vanaf dat moment: het gevoel dat ik moest blijven presteren.Ik begon het toen ook minder voor mezelf te doen, trainde vooral uit loyaliteit aan mijn team. Tegelijk ontstond de ruimte om een nieuwe droom te verwezenlijken. Ik heb altijd al piloot willen worden, net als mijn vader. Ik ben in januari toegelaten op de KLM Flight Academy. Ik ga eind september beginnen en heb er superveel zin in. Een compleet nieuwe omgeving en uitdaging.”
Hoe nu verder met het boogschieten? Blijft dat een plek in je leven houden?
„Ja, ik zou het zonde vinden als mijn kennis over de sport helemaal verloren gaat. Ik weet nog niet precies hoe. Misschien als trainer, maar dat wil ik zien als ik klaar ben met studeren en een baan heb. De zin om intensief te trainen was wel weg na de laatste wereldbeker. Ik heb mijn laatste wedstrijd begin juli gehad. Toevallig was deze voor het eerst sinds lange tijd in het Noorden, in Emmen. Op de wedstrijd heb ik geschoten met mijn vader, dat deden we vroeger ook weleens, maar het was lang geleden. Vrienden en familie waren erbij, dus dat was heel leuk. Sinds het moment dat we ons niet kwalificeerden voor de Spelen heb ik de boog niet meer serieus aangeraakt.”
Hoe is het om geen topsporter meer te zijn?
„Zo voelde ik me al nooit echt. Ik zag mezelf meer als Gijs die keihard zijn best deed. Ik heb ook geen spijt van de keuzes die ik heb gemaakt toen ik nog wel als topsporter trainde. Soms mis je dingen, maar ik heb altijd gedaan wat op dat moment voelde als de beste beslissing. Ik ben nu blij dat ik straks mijn eerste vrije weekend heb sinds elf weken. En dat ik mijn vriendin meer kan zien, we gaan deze zomer zes weken naar Azië. Dat zie ik ook als persoonlijke ontwikkeling. Ik wil meer tijd te maken voor de mensen om me heen.”